Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate bijzonderheden

Translate bijzonderheden from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

bijzonderheden:
- Besonderheiten; Details; Einzelheiten
bijzonderheid:
- Besonderheit; Eigenart; Sonderbarkeit
Wiktionary:
- bijzonderheid → Eigenheit, Detail, Einzelheit, Nebensächlichkeit

Dutch

Detailed Translations for bijzonderheden from Dutch to German

bijzonderheden:

bijzonderheden [de ~] nomen, plural

de bijzonderheden (details)
die Besonderheiten; die Details; die Einzelheiten
- Besonderheiten [die ~] nomen
- Details [die ~] nomen
- Einzelheiten [die ~] nomen

Translation Matrix for bijzonderheden:

Noun	Related Translations	Other Translations
Besonderheiten	bijzonderheden; details
Details	bijzonderheden; details	dingetjes; futiliteiten; kleine dingen; kleinigheden; kleinigheidjes
Einzelheiten	bijzonderheden; details

Related Words for "bijzonderheden":

bijzonderheid

bijzonderheid:

bijzonderheid [de ~ (v)] nomen

de bijzonderheid (detail)
die Besonderheit; die Eigenart; die Sonderbarkeit
- Besonderheit [die ~] nomen
- Eigenart [die ~] nomen
- Sonderbarkeit [die ~] nomen

Translation Matrix for bijzonderheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
Besonderheit	bijzonderheid; detail	bijzondere geaardheid; eigenaardigheid; eigenschap; hebbelijkheid; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; merkwaardigheid; specialiteit; specialité; typering; vreemdsoortigheid
Eigenart	bijzonderheid; detail	eigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrekje; kenmerk; rarigheid; trekje; typering; vreemdsoortigheid
Sonderbarkeit	bijzonderheid; detail	merkwaardig ding; merkwaardigheid; rarigheid; vreemdsoortigheid

Related Words for "bijzonderheid":

bijzonderheden, bijzonder

Wiktionary Translations for bijzonderheid:

Cross Translation:

From	To	Via
• bijzonderheid	→ Eigenheit	↔ singularity — peculiar state or occurrence
• bijzonderheid	→ Detail; Einzelheit; Nebensächlichkeit	↔ détail — chacun des parties qui concourent à la composition et à la formation d’un ensemble.
• bijzonderheid	→ Eigenheit	↔ singularité — Caractère singulier

External Machine Translations: