Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. branie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for branie from Dutch to German

branie:

branie [de ~ (m)] nomen

  1. de branie (opschepperij; grootspraak; dikdoenerij; )
    die Angeberei; die Prahlerei; die Aufschneiderei; der Großtuer; die Windmacherei; die Großtuerei

Translation Matrix for branie:

NounRelated TranslationsOther Translations
Angeberei branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf; gepraal; praalzucht
Aufschneiderei branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf; gepraal; praalzucht
Großtuer branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluffer; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; gepraal; opschepper; opscheppers; opsnijder; patser; pocher; praalzucht; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder
Großtuerei branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij gepraal; praalzucht
Prahlerei branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf; ijdelheid; ijdeltuiterij; wuftheid
Windmacherei branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij branieschopper; gepraal; haantje; praalzucht

Related Words for "branie":

  • branies

Wiktionary Translations for branie:


Cross Translation:
FromToVia
branie junger Spund whippersnapper — young, cheeky person