Summary
Dutch to German: more detail...
- dorst:
- dorsen:
- dorsten:
- dor:
-
Wiktionary:
- dorst → Durst
- dorst → Durst
- dorsen → dreschen, applaudieren, aufsprengen, aufwühlen, ausdreschen, aushämmern, ausklopfen, Beifall spenden, besiegen, buttern, dengeln, gewinnen, hauen, klatschen, klopfen, losdreschen, münzen, peitschen, prasseln, prügeln, pulsieren, quirlen, schlagen, schlagen gegen, schütteln, übersteigen, verbuttern, verdreschen, zusammenschlagen
Dutch
Detailed Translations for dorst from Dutch to German
dorst:
-
de dorst (dorstigheid)
Translation Matrix for dorst:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Durst | dorst; dorstigheid |
Related Words for "dorst":
Related Definitions for "dorst":
dorsen:
-
dorsen
Conjugations for dorsen:
o.t.t.
- dors
- dorst
- dorst
- dorsen
- dorsen
- dorsen
o.v.t.
- dorste
- dorste
- dorste
- dorsten
- dorsten
- dorsten
v.t.t.
- heb gedorst
- hebt gedorst
- heeft gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
v.v.t.
- had gedorst
- had gedorst
- had gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
o.t.t.t.
- zal dorsen
- zult dorsen
- zal dorsen
- zullen dorsen
- zullen dorsen
- zullen dorsen
o.v.t.t.
- zou dorsen
- zou dorsen
- zou dorsen
- zouden dorsen
- zouden dorsen
- zouden dorsen
diversen
- dors!
- dorst!
- gedorst
- dorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dorsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dreschen | dorsen | hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren |
Wiktionary Translations for dorsen:
dorsen
Cross Translation:
-
(transitiv) Landwirtschaft: bei Getreide, Hülsenfrüchten u.dgl. die Körner vom Stroh trennen durch Trampeln, Schlagen, Walzen oder mit einer Dreschmaschine
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dorsen | → dreschen | ↔ flail — to thresh |
• dorsen | → dreschen | ↔ thresh — to separate the grain from the straw or husks |
• dorsen | → applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen | ↔ battre — frapper de coups répétés. |
• dorsen | → dreschen; ausdreschen; losdreschen | ↔ rosser — (familier, fr) battre quelqu’un violemment, le rouer de coups. |
dorst form of dorsten:
-
dorsten (sterk verlangen naar)
Conjugations for dorsten:
o.t.t.
- dorst
- dorst
- dorst
- dorsten
- dorsten
- dorsten
o.v.t.
- dorstte
- dorstte
- dorstte
- dorstten
- dorstten
- dorstten
v.t.t.
- heb gedorst
- hebt gedorst
- heeft gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
v.v.t.
- had gedorst
- had gedorst
- had gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
o.t.t.t.
- zal dorsten
- zult dorsten
- zal dorsten
- zullen dorsten
- zullen dorsten
- zullen dorsten
o.v.t.t.
- zou dorsten
- zou dorsten
- zou dorsten
- zouden dorsten
- zouden dorsten
- zouden dorsten
diversen
- dorst!
- dorst!
- gedorst
- dorstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dorsten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dürsten | dorsten; sterk verlangen naar | dorst hebben |
dor:
-
dor (verdord; droog)
trocken; dürr; karg; öde; vertrocknet; fruchtlos; welk; unfruchtbar-
trocken adj
-
dürr adj
-
karg adj
-
öde adj
-
vertrocknet adj
-
fruchtlos adj
-
welk adj
-
unfruchtbar adj
-
-
dor (schraal)