Dutch

Detailed Translations for drager from Dutch to German

drager:

drager [de ~ (m)] nomen

  1. de drager (eigenaar; houder; bezitter)
    der Besitzer; der Eigentümer; der Inhaber; die Besitzerin; der Eigentümerin; der Lizenzinhaber; die Inhaberin
  2. de drager (kruier; bagagedrager; sjouwer)
    der Träger; der Gepäckträger; der Lastträger; der Gepäckkarren

Translation Matrix for drager:

NounRelated TranslationsOther Translations
Besitzer bezitter; drager; eigenaar; houder eigenaar; handhaver
Besitzerin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Eigentümer bezitter; drager; eigenaar; houder
Eigentümerin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Gepäckkarren bagagedrager; drager; kruier; sjouwer
Gepäckträger bagagedrager; drager; kruier; sjouwer bagagerek op autodak; imperiaal; lastdrager; sjouwer; voorbagagedrager; voordrager
Inhaber bezitter; drager; eigenaar; houder licentiehouder; toonder; vergunninghouder
Inhaberin bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
Lastträger bagagedrager; drager; kruier; sjouwer lastdrager; sjouwer
Lizenzinhaber bezitter; drager; eigenaar; houder licentiehouder; vergunninghouder
Träger bagagedrager; drager; kruier; sjouwer draagbalk; latei; ligger; schoor; schoorbalk; schraag; schuinse steunbalk; steunbalk; stutbalk

Related Words for "drager":

  • dragers

Wiktionary Translations for drager:

drager
noun
  1. een dunne laag van een fotografische film die de lichtgevoelige emulsie beschermt en de film stevigheid geeft

Cross Translation:
FromToVia
drager Träger carrier — person or object that carries someone or something else
drager Stütze; Lehne; Strebe; Abstützen; Unterstützung; Hilfe appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.