Dutch

Detailed Translations for drukte from Dutch to German

drukte:

drukte [de ~ (v)] nomen

  1. de drukte (toeloop; toevloed; gedrang)
    der Zulauf; der starkeVerkehr; Gedränge; die Gedrängtheit; der Betrieb; Getreibe; der Rummel; reges Leben
  2. de drukte (grote menigte; veel mensen; toeloop)
    Gewühl; Gedränge; Gewirr; die Emsigkeit; der Rummel; Treiben; Getreibe; Getue; Gewimmel
  3. de drukte (krakeel; heisa)
    der Krakeel
  4. de drukte (kouwe drukte)
    die Betriebsamkeit; Treiben; der Trubel; die Hektik; Gedränge; Gewirr; Gewühl; die Geschäftigkeit; Gewimmel; die Emsigkeit
  5. de drukte (kouwe drukte; ophef; rumoer)
    der Betrieb; Getreibe; der Trubel; Gewirr; der Tumult
  6. de drukte (gedoe; omhaal)
    Gewirr; Getue; Gewimmel; Getreibe; Gedränge; Gewühl
  7. de drukte (teveel aan bezigheden)
  8. de drukte (tumult; pandemonium; opschudding; )
    Gewühl; die Beschäftigung; die Geschäftigkeit; Treiben; die Betriebsamkeit; die Regsamkeit; Gedränge; Getöse; die Lebhaftigkeit; Gewimmel; der Spektakel; Gebrüll; Trara; reges Leben; der Rummel; Getreibe; der Trubel; der Andrang; Gewirr; Getue; die Lebendigkeit; die Geselligkeit; die Emsigkeit; die Gedrängtheit
  9. de drukte (levendigheid; vrolijkheid; opgewektheid)
    die Lebhaftigkeit; die Beweglichkeit

Translation Matrix for drukte:

NounRelated TranslationsOther Translations
Andrang beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult aandrang; drang; herrie; het toestromen; het toevloeien; impuls; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; luim; oploopje; opwelling; prikkel; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom
Beschäftigung beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult aanstelling; activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; benoeming; bezigheid; hobby; inspanning; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; krachttoer; loonarbeid; loonwerk; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid
Betrieb drukte; gedrang; kouwe drukte; ophef; rumoer; toeloop; toevloed bedrijf; coöperatie; fabriek; firma; handelsbedrijf; handelshuis; herrie; kabaal; lawaai; leven; maatschap; maatschappij; onderneming; rumoer; spektakel; vennootschap; zaak
Betriebsamkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; agitatie; bedrijvigheid; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust; roerigheid
Beweglichkeit drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid beweegbaarheid; beweeglijkheid; draagbaarheid; kunnen bewegen; levendigheid; verplaatsbaarheid
Emsigkeit beroering; drukte; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onvermoeibaarheid; overijling; spoed; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
Gebrüll beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gebrul; gebulder; gegier; gegil; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; loeien van de wind
Gedränge beroering; drukte; gedoe; gedrang; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen agitatie; beroering; drom; geduw; gewoel; massa; menigte; mensenmassa; ongedurigheid; onrust; oploopje; samenkomst; toeloop; troep
Gedrängtheit beroering; drukte; gedrang; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult
Geschäftigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult activiteit; agitatie; arbeid; arbeidskracht; arbeidsvermogen; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; gewoel; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; ongedurigheid; onrust; vlijt; vlijtigheid; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
Geselligkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult behaaglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; gein; gemoedelijkheid; gerieflijkheid; gezelligheid; jolijt; keet; knusheid; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; vrolijkheid
Getreibe beroering; drukte; gedoe; gedrang; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen drom; gewoel; gewroet; massa; menigte; mensenmassa; troep
Getue beroering; drukte; gedoe; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen geaffecteerdheid; heisa; rompslomp; toestand; veel gedoe
Getöse beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gebeuk; gebonk; gebons; gebrul; gebulder; geloei; geraas; loeien van de wind
Gewimmel beroering; drukte; gedoe; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen gekrioel; gewriemel
Gewirr beroering; drukte; gedoe; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
Gewühl beroering; drukte; gedoe; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; omhaal; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen gewoel; gewroet; oploopje; samenkomst; toeloop
Hektik drukte; kouwe drukte aandrift; agitatie; beroering; daadkracht; energie; esprit; fut; gejaagdheid; gewoel; hectiek; kracht; momentum; ongedurigheid; onrust; puf; stress; werklust
Krakeel drukte; heisa; krakeel geargumenteer; geredeneer
Lebendigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Lebhaftigkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; levendigheid; opgewektheid; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult; vrolijkheid beweeglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; jolijt; jool; keet; levendigheid; lol; opgewektheid; plezier; pretmakerij; temperament; vrolijkheid; vurigheid
Regsamkeit beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
Rummel beroering; drukte; gedrang; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen herrie; kabaal; knoeiboel; lawaai; leven; rommel; rumoer; spektakel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
Spektakel beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult botsing; conflict; gebrul; gebulder; gedruis; gekrijs; geschreeuw; herrie; kabaal; lawaai; leven; misbaar; onenigheid; rumoer; ruzie; schouwspel; spektakel; spektakelstuk; tumult; twist
Trara beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gedruis; heisa; rumoer; toestand; tumult
Treiben beroering; drukte; geraas; grote menigte; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; tumult; veel mensen activiteit; bedrijvigheid; deining; drijven; klopjacht; razzia; roerigheid; rommelig gedoe; schommeling; wiegeling; zeegang
Trubel beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult
Tumult drukte; kouwe drukte; ophef; rumoer deining; gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; oproer; opstand; opstootje; rel; rumoer; schommeling; spektakel; tumult; volksoproer; vuistgevecht; wiegeling; zeegang
Zulauf drukte; gedrang; toeloop; toevloed
reges Leben beroering; drukte; gedrang; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult
starkeVerkehr drukte; gedrang; toeloop; toevloed herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel
Überbeschäftigung drukte; teveel aan bezigheden

Wiktionary Translations for drukte:


Cross Translation:
FromToVia
drukte Menschengewühl; Gewühl throng — group of people
drukte Stärke; Kraft; Robustheit vigueur — Force ; plénitude ; énergie ; fougue.

drukken:

drukken verb (druk, drukt, drukte, drukten, gedrukt)

  1. drukken (knellen)
    drücken; quetschen; knellen
    • drücken verb (drücke, drückst, drückt, drückte, drücktet, gedrückt)
    • quetschen verb (quetsche, quetschst, quetscht, quetschte, quetschtet, gequetscht)
    • knellen verb

Conjugations for drukken:

o.t.t.
  1. druk
  2. drukt
  3. drukt
  4. drukken
  5. drukken
  6. drukken
o.v.t.
  1. drukte
  2. drukte
  3. drukte
  4. drukten
  5. drukten
  6. drukten
v.t.t.
  1. heb gedrukt
  2. hebt gedrukt
  3. heeft gedrukt
  4. hebben gedrukt
  5. hebben gedrukt
  6. hebben gedrukt
v.v.t.
  1. had gedrukt
  2. had gedrukt
  3. had gedrukt
  4. hadden gedrukt
  5. hadden gedrukt
  6. hadden gedrukt
o.t.t.t.
  1. zal drukken
  2. zult drukken
  3. zal drukken
  4. zullen drukken
  5. zullen drukken
  6. zullen drukken
o.v.t.t.
  1. zou drukken
  2. zou drukken
  3. zou drukken
  4. zouden drukken
  5. zouden drukken
  6. zouden drukken
diversen
  1. druk!
  2. drukt!
  3. gedrukt
  4. drukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

drukken [het ~] nomen

  1. het drukken (afdrukken)
    der Druck; die Auflage

Translation Matrix for drukken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Auflage afdrukken; drukken band; boekdeel; boordsel; bordgarneersel; deel; druk; galon; geluidsniveau; omzoming; oplage; oplegsel; passement; uitgave; volume
Druck afdrukken; drukken band; behoeftigheid; bloeddruk; boekdeel; deel; druk; drukking; dwang; nood; noodwendigheid; oplage; pressie; tensie; uitgave; volume
VerbRelated TranslationsOther Translations
drücken drukken; knellen duwen; knellen; met iemand worstelen; persen; strak zitten; voortduwen; worstelen; zich wringen
knellen drukken; knellen
quetschen drukken; knellen butsen; een deuk maken in; indeuken; kaatsen; kneuzen; krenken; kwetsen; leegknijpen; persen; uitpersen
- poepen

Related Words for "drukken":


Synonyms for "drukken":

  • poepen

Related Definitions for "drukken":

  1. er (met kracht) op duwen1
    • Milo drukt op de knop1
  2. er een of meer exemplaren van maken1
    • het boek wordt gedrukt1
  3. niet doen wat je moet doen1
    • hij drukt zich altijd bij vervelende karweitjes1
  4. onverteerd voedsel door je anus naar buiten laten komen1
    • hij zat net te drukken toen de telefoon ging1

Wiktionary Translations for drukken:

drukken
verb
  1. kracht uitoefenen op
drukken
Cross Translation:
FromToVia
drukken drücken press — to apply pressure
drukken drucken print — to copy something on a surface, especially by machine
drukken drücken; quetschen; pressen squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
drukken quetschen; zwängen squeeze — to fit into a tight place
drukken drucken; bedrucken; veröffentlichen; prägen imprimerfaire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure.
drukken drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.
drukken einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).

Related Translations for drukte