Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. dufheid:
  2. duf:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dufheid from Dutch to German

dufheid:

dufheid [de ~ (v)] nomen

  1. de dufheid
    die Dösigkeit; die Schlaffheit

Translation Matrix for dufheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Dösigkeit dufheid lodderigheid; slaapdronkenheid; slaperigheid; soezerigheid
Schlaffheit dufheid futloosheid; impotentie; krachteloosheid; laksheid; loomheid; machteloosheid; malaise; matheid; onmacht; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; weekte; zachtheid; zwakheid; zwakte

Related Words for "dufheid":


duf:


External Machine Translations: