Dutch

Detailed Translations for examens from Dutch to German

examen:

examen [het ~] nomen

  1. het examen (eindexamen)
    die Abschlußprüfung; Endexamen; die Abitur; Examen; die Prüfung; die Meisterprüfung; die Abgangsprüfung; die Reifeprüfung; die Klassenarbeit; der Test

Translation Matrix for examen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abgangsprüfung eindexamen; examen proefwerk; repetitie; test; toets
Abitur eindexamen; examen
Abschlußprüfung eindexamen; examen
Endexamen eindexamen; examen
Examen eindexamen; examen proefwerk; repetitie; tentamen; test; testen; toets; universitair examen
Klassenarbeit eindexamen; examen computertoets; proefwerk; repetitie; tentamen; test; toets; universitair examen
Meisterprüfung eindexamen; examen proefwerk; repetitie; test; toets
Prüfung eindexamen; examen aanvechting; auditie; bekoring; beproeving; bezoeking; boetedoening; boetstraf; computertoets; controle; ergernis; ernstige toetsing; exploratie; grief; inspectie; kwelling; nood; onderzoek; proef; proefwerk; repetitie; schoolexamen; seductie; temptatie; tentamen; test; toets; universitair examen; validatie; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking; vuurproef
Reifeprüfung eindexamen; examen
Test eindexamen; examen auditie; beproeving; computertoets; controleren; ernstige toetsing; experiment; probeersel; proef; proefneming; proefwerk; repetitie; tentamen; test; toets; universitair examen

Related Words for "examen":

  • examens, examentje, examentjes

Related Definitions for "examen":

  1. proef waarbij je moet laten zien wat je kunt of weet1
    • aan het eind van het schooljaar is er een examen1

Wiktionary Translations for examen:

examen
noun
  1. een onderzoek naar de kennis of vaardigheden van iemand door middel van ondervraging

Cross Translation:
FromToVia
examen Prüfung; Versuch; Test; Examen; Überprüfung; Erprobung examination — formal test
examen Examen; Prüfung test — academics: examination
examen Examen; Prüfung test — Examen