Dutch
Detailed Translations for femel from Dutch to German
femelen:
Conjugations for femelen:
o.t.t.
- femel
- femelt
- femelt
- femelen
- femelen
- femelen
o.v.t.
- femelde
- femelde
- femelde
- femelden
- femelden
- femelden
v.t.t.
- heb gefemeld
- hebt gefemeld
- heeft gefemeld
- hebben gefemeld
- hebben gefemeld
- hebben gefemeld
v.v.t.
- had gefemeld
- had gefemeld
- had gefemeld
- hadden gefemeld
- hadden gefemeld
- hadden gefemeld
o.t.t.t.
- zal femelen
- zult femelen
- zal femelen
- zullen femelen
- zullen femelen
- zullen femelen
o.v.t.t.
- zou femelen
- zou femelen
- zou femelen
- zouden femelen
- zouden femelen
- zouden femelen
diversen
- femel!
- femelt!
- gefemeld
- femelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for femelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
heuchelen | femelen |