Summary
Dutch to German: more detail...
- filter:
- filteren:
-
Wiktionary:
- filter → Filter
- filter → Filter
- filteren → filtern, filtrieren, versickern, durchseihen
Dutch
Detailed Translations for filter from Dutch to German
filter:
-
de filter (filterzakje)
-
filter (regel)
-
filter
Translation Matrix for filter:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Filter | filter; filterzakje; regel | |
Filtertüte | filter; filterzakje | |
Regel | filter; regel | constatering; discipline; dwang; gehoorzaamheid; misselijkheid; onderwerping; ongesteldheid; onpasselijkheid; orde; regel; stelregel; tucht; vaststelling |
Related Words for "filter":
Wiktionary Translations for filter:
filter
Cross Translation:
noun
-
een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden
- filter → Filter
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filter | → Filter | ↔ filter — device for separating impurities from a fluid or other substance |
• filter | → Filter | ↔ filter — electronics or software to separate unwanted signal |
• filter | → Filter | ↔ filter — any device or procedure that acts to separate or isolate |
• filter | → Filter | ↔ filtre — dispositif pour séparer |
filteren:
-
filteren (doorzijgen; zeven; filtreren; ziften)
-
filteren (doorsijpelen)
filtern; filtrieren; durchsickern-
durchsickern verb (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
-
filteren
Conjugations for filteren:
o.t.t.
- filter
- filtert
- filtert
- filteren
- filteren
- filteren
o.v.t.
- filterde
- filterde
- filterde
- filterden
- filterden
- filterden
v.t.t.
- heb gefilterd
- hebt gefilterd
- heeft gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
v.v.t.
- had gefilterd
- had gefilterd
- had gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
o.t.t.t.
- zal filteren
- zult filteren
- zal filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
o.v.t.t.
- zou filteren
- zou filteren
- zou filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
en verder
- is gefilterd
- zijn gefilterd
diversen
- filter!
- filtert!
- gefilterd
- filterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for filteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
durchsickern | doorsijpelen; filteren | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen; wegsijpelen |
filtern | doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | laten doorsijpelen; percoleren |
filtrieren | doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | laten doorsijpelen; percoleren |
sieben | doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | aflezen; kiezen; laten doorsijpelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; percoleren; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; ziften |
Other | Related Translations | Other Translations |
sieben | zeven |
Related Words for "filteren":
Wiktionary Translations for filteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filteren | → filtern | ↔ filter — to sort, sift, or isolate |
• filteren | → filtrieren | ↔ filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter |
• filteren | → filtern; filtrieren | ↔ percolate — (transitive) pass a liquid through a porous substance |
• filteren | → versickern | ↔ percolate — (intransitive) drain through a porous substance |
• filteren | → filtern; durchseihen; filtrieren | ↔ filtrer — passer par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants. |