Noun | Related Translations | Other Translations |
Anstand
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid; urbaniteit; voegzaamheid; waardigheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
Freundlichkeit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
aardigheid; beleefdheid; betamelijkheid; hartelijkheid; jovialiteit; toegankelijkheid; toeschietelijkheid; vriendelijkheid; vriendschappelijkheid
|
Gutartigkeit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; mildheid; toegevendheid; welwillendheid; zachtaardigheid
|
Gutherzigkeit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
clementie; compassie; edelmoedigheid; generositeit; goedaardigheid; goedertierenheid; grootmoedigheid; mildheid; welwillendheid
|
Herzlichkeit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
aardigheid; edelmoedigheid; generositeit; grootmoedigheid; hartelijkheid; vriendelijkheid; vriendschappelijkheid; waarheidszin; welgemeendheid
|
Höflichkeit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
beleefdheid; beleefdheidsbetuiging; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; gemanierdheid; gevoeglijkheid; hoofsheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; plichtpleging; properheid; smetteloosheid; toneelspel; urbaniteit; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
Korrektheit
|
galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; correctheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; nauwlettendheid; urbaniteit; welgemanierdheid
|