Dutch

Detailed Translations for gedecoreerd from Dutch to German

gedecoreerd:

gedecoreerd adj

  1. gedecoreerd (versierd)

Translation Matrix for gedecoreerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dekoriert gedecoreerd; versierd opgesierd; opgetuigd
geschmückt gedecoreerd; versierd opgesierd; opgetuigd
verziert gedecoreerd; versierd opgesierd; opgetuigd

decoreren:

decoreren verb (decoreer, decoreert, decoreerde, decoreerden, gedecoreerd)

  1. decoreren (een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen)
    dekorieren; unterscheiden; zum Ritter schlagen; in den Ritterstand erheben; einen Orden verleihen
    • dekorieren verb (dekoriere, dekorierst, dekoriert, dekorierte, dekoriertet, dekoriert)
    • unterscheiden verb (unterscheide, unterscheidest, unterscheidet, unterschied, unterschiedet, unterschieden)
    • zum Ritter schlagen verb (schlage zum Ritter, schlägst zum Ritter, schlägt zum Ritter, schlug, schluget, zum Ritter geschlagen)
    • einen Orden verleihen verb (verleihe einen Orden, verleihst einen Orden, verleiht einen Orden, verlieh einen Orden, verlieht einen Orden, einen Orden verliehen)
  2. decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; aankleden)
    dekorieren; verzieren; einkleiden
    • dekorieren verb (dekoriere, dekorierst, dekoriert, dekorierte, dekoriertet, dekoriert)
    • verzieren verb (verziere, verzierst, verziert, verzierte, verziertet, verziert)
    • einkleiden verb (kleide ein, kleidest ein, kleidet ein, kleidete ein, kleidetet ein, eingekleidet)

Conjugations for decoreren:

o.t.t.
  1. decoreer
  2. decoreert
  3. decoreert
  4. decoreren
  5. decoreren
  6. decoreren
o.v.t.
  1. decoreerde
  2. decoreerde
  3. decoreerde
  4. decoreerden
  5. decoreerden
  6. decoreerden
v.t.t.
  1. heb gedecoreerd
  2. hebt gedecoreerd
  3. heeft gedecoreerd
  4. hebben gedecoreerd
  5. hebben gedecoreerd
  6. hebben gedecoreerd
v.v.t.
  1. had gedecoreerd
  2. had gedecoreerd
  3. had gedecoreerd
  4. hadden gedecoreerd
  5. hadden gedecoreerd
  6. hadden gedecoreerd
o.t.t.t.
  1. zal decoreren
  2. zult decoreren
  3. zal decoreren
  4. zullen decoreren
  5. zullen decoreren
  6. zullen decoreren
o.v.t.t.
  1. zou decoreren
  2. zou decoreren
  3. zou decoreren
  4. zouden decoreren
  5. zouden decoreren
  6. zouden decoreren
en verder
  1. ben gedecoreerd
  2. bent gedecoreerd
  3. is gedecoreerd
  4. zijn gedecoreerd
  5. zijn gedecoreerd
  6. zijn gedecoreerd
diversen
  1. decoreer!
  2. decoreert!
  3. gedecoreerd
  4. decorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

decoreren [znw.] nomen

  1. decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; opsmukken; opsieren)
    Dekorieren; die Ausschmückung

Translation Matrix for decoreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausschmückung decoreren; opsieren; opsmukken; versieren; versieringen aanbrengen benodigde; corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; monstering; opluisteren; opluistering; opsiering; ornamentiek; outfit; outillage; sierwerk; tooi; tooien; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versieren; versiering; versiersel
Dekorieren decoreren; opsieren; opsmukken; versieren; versieringen aanbrengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
dekorieren aankleden; decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen; versieren; versieringen aanbrengen afwerken; garneren; onderscheid maken; onderscheiden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optooien; optuigen; schotels garneren; tooien; verfraaien; verluchten; versieren; zich mooi maken; zich uitdossen; zich uitmonsteren
einen Orden verleihen decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen
einkleiden aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen inkleden
in den Ritterstand erheben decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen
unterscheiden decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen onderscheid maken; onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden
verzieren aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen afwerken; garneren; opluisteren; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; schotels garneren; tooien; verfraaien; verluchten; versieren; zich mooi maken
zum Ritter schlagen decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen onderscheid maken; onderscheiden

Wiktionary Translations for decoreren:

decoreren
verb
  1. methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien
decoreren
verb
  1. mit Schmuck ausstatten, mit Ziergegenständen verschönern
  2. (transitiv) mit Zierrat versehen; mit schmückenden Elementen ausgestalten

Cross Translation:
FromToVia
decoreren dekorieren; ausschmücken decorate — to furnish with decorations
decoreren aufputzen; ausputzen; schmücken; verzieren; dekorieren; ausschmücken; auszeichnen décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.
decoreren aufputzen; ausputzen; schmücken; verzieren ornerparer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément.
decoreren aufputzen; ausputzen; schmücken; verzieren; ausweichen; entweichen; meiden; vermeiden; aus dem Wege gehen; verhindern; umgehen; entgehen parer — Traductions à trier suivant le sens