Summary


Dutch

Detailed Translations for gelulen from Dutch to German

gelul:

gelul [het ~] nomen

  1. het gelul (geleuter; gezwam; gewauwel; )
    Geschwätz; Geplapper; die Schwatzerei; Gerede; Klatschen; der Schwatz; Geklatsch; Gefasel; Getratsch; Geleier

Translation Matrix for gelul:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gefasel gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat apekool; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gemekker; gezeur; gezever; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin
Geklatsch gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; gepraat; geroddel; klap; klets; kletspraat; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praat; praatje; quatsch; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Geleier gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat gebabbel; gedonderjaag; gekeuvel; geklets; gekwebbel; gemekker; geravot; gestoei; gezanik; gezeur; gezever; jengel; stoeierij; stoeipartij
Geplapper gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; apekool; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gesnater; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; larie; laster; nonsens; praatje; prietpraat; rimram; smaad; waanzin
Gerede gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; apekool; babbeltje; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; geleuter; gepraat; geroddel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; nonsens; praat; praatje; prietpraat; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; waanzin; zwartmaken
Geschwätz gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; apekool; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gebrabbel; gedonderjaag; gekeuvel; gekkenpraat; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gepraat; geravot; geroddel; gesnater; gesol; gestoei; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; mallepraat; nonsens; onzin; praat; praatje; prietpraat; quatsch; rimram; roddel; roddelpraat; smaad; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; waanzin; wartaal; zotteklap; zwartmaken
Getratsch gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; babbeltje; babbeltjes; gedonderjaag; gekeuvel; gepraat; geravot; geroddel; gestoei; klap; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; praatjes; praatjes hebben; prietpraat; roddel; roddelpraat; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; zwartmaken
Klatschen gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat aanbrengen; achterklap; babbeltje; gekeuvel; geklater; geroddel; klikken; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; overbrengen; praatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Schwatz gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat achterklap; babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; geroddel; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praat; praatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Schwatzerei gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat

Related Words for "gelul":

  • gelulen

Wiktionary Translations for gelul:


Cross Translation:
FromToVia
gelul Quatsch bullshit — deceitful statements, etc
gelul Scheiß shit — nonsense, bullshit