Dutch

Detailed Translations for gerealiseerd from Dutch to German

gerealiseerd:

gerealiseerd adj

  1. gerealiseerd (verwezenlijkt; verwerkelijkt)

Translation Matrix for gerealiseerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
verwirklicht gerealiseerd; verwerkelijkt; verwezenlijkt

realiseren:

realiseren verb (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)

  1. realiseren (beseffen; onderkennen; inzien; doorzien)
    realisieren; erkennen; einsehen; verstehen; fassen; begreifen; durchschauen; kapieren
    • realisieren verb (realisiere, realisierst, realisiert, realisierte, realisiertet, realisiert)
    • erkennen verb (erkenne, erkennst, erkennt, erkannte, erkanntet, erkannt)
    • einsehen verb (sehe ein, siehst ein, sieht ein, sah ein, saht ein, eingesehen)
    • verstehen verb (verstehe, verstehst, versteht, verstand, verstandet, verstanden)
    • fassen verb (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • begreifen verb (begreife, begreifst, begreift, begriff, begrifft, begriffen)
    • durchschauen verb (durchschaue, durchschaust, durchschaut, durchschaute, durchschautet, durchschaut)
    • kapieren verb (kapiere, kapierst, kapiert, kapierte, kapiertet, kapiert)
  2. realiseren (verwerkelijken; bewerkstelligen; verwezenlijken)
    realisieren; verwirklichen; zustande bringen; vollführen; schaffen; bilden; zurechtbringen
    • realisieren verb (realisiere, realisierst, realisiert, realisierte, realisiertet, realisiert)
    • verwirklichen verb (verwirkliche, verwirklichst, verwirklicht, verwirklichte, verwirklichtet, verwirklicht)
    • zustande bringen verb (bringe zustande, bringst zustande, bringt zustande, brachte zustande, brachtet zustande, zustande gebracht)
    • vollführen verb (vollführe, vollführst, vollführt, vollführte, vollführtet, vollführt)
    • schaffen verb (schaffe, schaffst, schafft, schuff, schufft, geschaffen)
    • bilden verb (bilde, bildest, bildet, bildete, bildetet, gebildet)
    • zurechtbringen verb (bringe zurecht, bringst zurecht, bringt zurecht, brachte zurecht, brachtet zurecht, zurechtgebracht)

Conjugations for realiseren:

o.t.t.
  1. realiseer
  2. realiseert
  3. realiseert
  4. realiseren
  5. realiseren
  6. realiseren
o.v.t.
  1. realiseerde
  2. realiseerde
  3. realiseerde
  4. realiseerden
  5. realiseerden
  6. realiseerden
v.t.t.
  1. heb gerealiseerd
  2. hebt gerealiseerd
  3. heeft gerealiseerd
  4. hebben gerealiseerd
  5. hebben gerealiseerd
  6. hebben gerealiseerd
v.v.t.
  1. had gerealiseerd
  2. had gerealiseerd
  3. had gerealiseerd
  4. hadden gerealiseerd
  5. hadden gerealiseerd
  6. hadden gerealiseerd
o.t.t.t.
  1. zal realiseren
  2. zult realiseren
  3. zal realiseren
  4. zullen realiseren
  5. zullen realiseren
  6. zullen realiseren
o.v.t.t.
  1. zou realiseren
  2. zou realiseren
  3. zou realiseren
  4. zouden realiseren
  5. zouden realiseren
  6. zouden realiseren
en verder
  1. is geraliseerd
  2. zijn gerealiseerd
diversen
  1. realiseer!
  2. realiseert!
  3. gerealiseerd
  4. realiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for realiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
begreifen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; doorzien hebben; grijpen; inzien; leerstof beheersen; met het verstand vatten; onder de knie hebben; opvatten; snappen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstaan
bilden bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken afwisselen; bekwamen; coachen; evolueren; harden; herzien; in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; muziek componeren; oefenen; ontwikkelen; scheppen; tot ontwikkeling brengen; trainen; veranderen; vervaardigen; verwisselen; vormen; wijzigen
durchschauen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren beginnen te snappen; begrijpen; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; erdoorheen kijken; erdoorheen zien; inzien; met het verstand vatten; snappen
einsehen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; doorzien hebben; goed vinden; inkijken; inzien; met het verstand vatten; opvatten; snappen; toestaan; toestemmen
erkennen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; bemerken; bespeuren; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; een ereteken geven; gewaarworden; inzien; merken; met het verstand vatten; onderscheiden; ontwaren; snappen; te zien krijgen; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien
fassen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; betrappen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; inzien; klauwen; met het verstand vatten; nuttigen; obsederen; oppakken; pakken; snappen; te pakken krijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken; zich beheersen
kapieren beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren beginnen te snappen; begrijpen; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; inzien; met het verstand vatten; snappen; verstaan
realisieren beseffen; bewerkstelligen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken
schaffen bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; bedingen; bewerkstelligen; bolwerken; distribueren; doen; exploiteren; fiksen; fixen; flikken; functioneren; handelen; in het leven roepen; klaarspelen; lappen; lenen; maken; ontlenen; ronddelen; rooien; scheppen; tot stand brengen; uitbuiten; uitreiken; uitrichten; uitvoeren; verdelen; verrichten; verschaffen; verstrekken; voor elkaar krijgen
verstehen beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; doorzien hebben; inzien; met het verstand vatten; opvatten; snappen; verstaan
verwirklichen bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken waarmaken
vollführen bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; volvoeren; voor elkaar krijgen
zurechtbringen bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken
zustande bringen bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken bolwerken; wrochten

Wiktionary Translations for realiseren:

realiseren
verb
  1. einen Plan verwirklichen, in die Tat umsetzen
  2. sich einer Sache bewusst werden

Cross Translation:
FromToVia
realiseren erreichen; realisieren achieve — to carry out successfully; to accomplish
realiseren erlangen; erreichen achieve — to obtain, or gain as the result of exertion
realiseren erreichen; erlangen attain — to accomplish; to achieve
realiseren ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; ausrichten; verwirklichen; bewerkstelligen; vollbringen; durchführen; zustande bringen; vornehmen réaliser — construire