Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ruien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geruid from Dutch to German

ruien:

ruien verb (rui, ruit, ruide, ruiden, geruid)

  1. ruien (verharen)
    haaren
    • haaren verb (haare, haarst, haart, haarte, haartet, gehaart)

Conjugations for ruien:

o.t.t.
  1. rui
  2. ruit
  3. ruit
  4. ruien
  5. ruien
  6. ruien
o.v.t.
  1. ruide
  2. ruide
  3. ruide
  4. ruiden
  5. ruiden
  6. ruiden
v.t.t.
  1. heb geruid
  2. hebt geruid
  3. heeft geruid
  4. hebben geruid
  5. hebben geruid
  6. hebben geruid
v.v.t.
  1. had geruid
  2. had geruid
  3. had geruid
  4. hadden geruid
  5. hadden geruid
  6. hadden geruid
o.t.t.t.
  1. zal ruien
  2. zult ruien
  3. zal ruien
  4. zullen ruien
  5. zullen ruien
  6. zullen ruien
o.v.t.t.
  1. zou ruien
  2. zou ruien
  3. zou ruien
  4. zouden ruien
  5. zouden ruien
  6. zouden ruien
diversen
  1. rui!
  2. ruit!
  3. geruid
  4. ruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ruien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
haaren ruien; verharen

Related Words for "ruien":


Wiktionary Translations for ruien:


Cross Translation:
FromToVia
ruien mausern; häuten moult — To shed or lose a covering of fur, feathers or skin etc.