Dutch

Detailed Translations for gestudeerd from Dutch to German

gestudeerd:


Translation Matrix for gestudeerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
belesen belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
gelehrt belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld geleerd; geschoold; intellectueel; intelligent; onderwezen; pienter; schrander; slim; verstandelijk; wijs
geschult belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld bedreven; bekwaam; briljant; doorkneed; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geoefend; geschoold; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; onderwezen; slim; vaardig; vindingrijk; wijs
hochgebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
hochgelehrt belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld intelligent; pienter; schrander
klug belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld adrem; behendig; bekwaam; bevattelijk; bijdehand; briljant; clever; geniaal; gevat; gis; goedleers; handig; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; rationeel; redelijk; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandelijk; vindingrijk; vlug van begrip
literarisch gebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
studiert belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld akademisch
wissenschaftlich gebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld

studeren:

studeren verb (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)

  1. studeren (leren; blokken)
    studieren; lernen; büffeln; erlernen
    • studieren verb (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • lernen verb (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • büffeln verb (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • erlernen verb (erlerne, erlernest, erlernet, erlernete, erlernetet, erlernt)

Conjugations for studeren:

o.t.t.
  1. studeer
  2. studeert
  3. studeert
  4. studeren
  5. studeren
  6. studeren
o.v.t.
  1. studeerde
  2. studeerde
  3. studeerde
  4. studeerden
  5. studeerden
  6. studeerden
v.t.t.
  1. heb gestudeerd
  2. hebt gestudeerd
  3. heeft gestudeerd
  4. hebben gestudeerd
  5. hebben gestudeerd
  6. hebben gestudeerd
v.v.t.
  1. had gestudeerd
  2. had gestudeerd
  3. had gestudeerd
  4. hadden gestudeerd
  5. hadden gestudeerd
  6. hadden gestudeerd
o.t.t.t.
  1. zal studeren
  2. zult studeren
  3. zal studeren
  4. zullen studeren
  5. zullen studeren
  6. zullen studeren
o.v.t.t.
  1. zou studeren
  2. zou studeren
  3. zou studeren
  4. zouden studeren
  5. zouden studeren
  6. zouden studeren
en verder
  1. ben gestudeerd
  2. bent gestudeerd
  3. is gestudeerd
  4. zijn gestudeerd
  5. zijn gestudeerd
  6. zijn gestudeerd
diversen
  1. studeer!
  2. studeert!
  3. gestudeerd
  4. studerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

studeren [znw.] nomen

  1. studeren (leren; blokken; bekwamen)
    Studieren; Lernen

Translation Matrix for studeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Lernen bekwamen; blokken; leren; studeren
Studieren bekwamen; blokken; leren; studeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
büffeln blokken; leren; studeren blokken; hard studeren; hengsten; stevig aanpakken; streng behandelen; vossen
erlernen blokken; leren; studeren aanleren; bijbrengen; doceren; eigen maken; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; verwerven; voorlichten
lernen blokken; leren; studeren aanleren; bijbrengen; doceren; eigen maken; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; verhelpen; verwerven; voorlichten
studieren blokken; leren; studeren aanleren; bestuderen; eigen maken; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; oefenen; onderwijzen; oppikken; opsteken; repeteren; verwerven
- bestuderen

Synonyms for "studeren":


Related Definitions for "studeren":

  1. ervoor zorgen dat je er meer over aan de weet komt1
    • we studeerden op de gebruiksaanwijzing1
  2. er onderwijs in volgen1
    • hij studeert voor procesoperator1
  3. oefenen in het bespelen1
    • de pianist studeert elke dag vier uur1

Wiktionary Translations for studeren:

studeren
verb
  1. het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid
studeren
verb
  1. (transitiv) (intransitiv) eine Hochschulausbildung machen, Student sein; an einer Hochschule Themen und Methoden eines oder mehrerer Fachgebiete erlernen

Cross Translation:
FromToVia
studeren studieren étudier — Traductions à trier suivant le sens