Dutch

Detailed Translations for gezeur from Dutch to German

gezeur:

gezeur [het ~] nomen

  1. het gezeur (gemier)
    Geschmiere; die Pfuscherei; Gequake; Gesudel; Gepfusche
  2. het gezeur (gedram; gezanik)
    Gemecker; Geschwatze; Getratsche
  3. het gezeur (gezanik; gemekker)
    Getratsche; Gequengel; Gejammer; Genörgel; Geleier; Gequake
  4. het gezeur (gezever; gemekker)
    Gefasel; Geleier; die Quengelei

Translation Matrix for gezeur:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gefasel gemekker; gezeur; gezever apekool; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; leuterpraat; nonsens; rimram; waanzin
Gejammer gemekker; gezanik; gezeur gebrom; gehuil; gejammer; gekanker; geklaag; gelamenteer; gemekker; gemopper; geweeklaag; jengel
Geleier gemekker; gezanik; gezeur; gezever gebabbel; gebazel; gedonderjaag; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; geravot; gestoei; gewauwel; gezwam; gezwets; jengel; leuterpraat; stoeierij; stoeipartij
Gemecker gedram; gezanik; gezeur gebrom; gekanker; geklaag; gemekker; gemopper; gescheld
Genörgel gemekker; gezanik; gezeur gebrom; gedonderjaag; gekanker; geklaag; gemekker; gemopper; geravot; gescheld; gestoei; stoeierij; stoeipartij
Gepfusche gemier; gezeur gebroddel; gehaspel; geklungel; geknoei; gemodder; gemors
Gequake gemekker; gemier; gezanik; gezeur
Gequengel gemekker; gezanik; gezeur gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij
Geschmiere gemier; gezeur geflikflooi; geklieder; geklodder; geknoei; gemors; gerotzooi; kliederen
Geschwatze gedram; gezanik; gezeur
Gesudel gemier; gezeur geflikflooi; geklieder; geklodder; geknoei; gemors; gerotzooi; kliederen
Getratsche gedram; gemekker; gezanik; gezeur achterklap; gepraat; geroddel; klap; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Pfuscherei gemier; gezeur bedrog; bende; beuzelarij; complot; futselarij; gebroddel; geklungel; geknoei; gemors; getreuzel; knoeierij; nep; oplichterij; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenzwering; troep; zooi; zootje; zwendelarij
Quengelei gemekker; gezeur; gezever