Summary
Dutch to German: more detail...
- grieven:
-
Wiktionary:
- grieven → Klage, Anzeige, Beanstandung, Reklamation, Monierung, Beschwerde, beleidigen, kränken, verletzen
Dutch
Detailed Translations for griefden from Dutch to German
grieven:
Conjugations for grieven:
o.t.t.
- grief
- grieft
- grieft
- grieven
- grieven
- grieven
o.v.t.
- griefde
- griefde
- griefde
- griefden
- griefden
- griefden
v.t.t.
- heb gegriefd
- hebt gegriefd
- heeft gegriefd
- hebben gegriefd
- hebben gegriefd
- hebben gegriefd
v.v.t.
- had gegriefd
- had gegriefd
- had gegriefd
- hadden gegriefd
- hadden gegriefd
- hadden gegriefd
o.t.t.t.
- zal grieven
- zult grieven
- zal grieven
- zullen grieven
- zullen grieven
- zullen grieven
o.v.t.t.
- zou grieven
- zou grieven
- zou grieven
- zouden grieven
- zouden grieven
- zouden grieven
diversen
- grief!
- grieft!
- gegriefd
- grievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grieven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beleidigen | grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen | belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden |
düpieren | grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen | belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; duperen; knauwen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden; zeer doen |
kränken | grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen | aantasten; belasteren; benadelen; bezeren; bezoedelen; blesseren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; leed berokkenen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden |
Related Words for "grieven":
Wiktionary Translations for grieven:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grieven | → Klage; Anzeige; Beanstandung; Reklamation; Monierung; Beschwerde | ↔ complaint — a grievance, problem, difficulty, or concern; the act of complaining |
• grieven | → beleidigen; kränken; verletzen | ↔ offenser — outrager quelqu’un par une offense. |