Summary
Dutch to German: more detail...
- gruwelen:
- gruwel:
-
Wiktionary:
- gruwel → Abscheu, Verabscheuenswertes, Gegenstand der Abscheu, Gräuel, Schrecken
Dutch
Detailed Translations for gruwelen from Dutch to German
gruwelen:
-
gruwelen (griezelen; gruwen)
grauen; entsetzen; schaudern; verabscheuen-
verabscheuen verb (verabscheue, verabscheust, verabscheut, verabscheute, verabscheutet, verabscheut)
Conjugations for gruwelen:
o.t.t.
- gruwel
- gruwelt
- gruwelt
- gruwelen
- gruwelen
- gruwelen
o.v.t.
- gruwelde
- gruwelde
- gruwelde
- gruwelden
- gruwelden
- gruwelden
v.t.t.
- heb gegruweld
- hebt gegruweld
- heeft gegruweld
- hebben gegruweld
- hebben gegruweld
- hebben gegruweld
v.v.t.
- had gegruweld
- had gegruweld
- had gegruweld
- hadden gegruweld
- hadden gegruweld
- hadden gegruweld
o.t.t.t.
- zal gruwelen
- zult gruwelen
- zal gruwelen
- zullen gruwelen
- zullen gruwelen
- zullen gruwelen
o.v.t.t.
- zou gruwelen
- zou gruwelen
- zou gruwelen
- zouden gruwelen
- zouden gruwelen
- zouden gruwelen
diversen
- gruwel!
- gruwelt!
- gegruweld
- gruwelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de gruwelen (wandaden)
die Freveltaten
Translation Matrix for gruwelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Freveltaten | gruwelen; wandaden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
entsetzen | griezelen; gruwelen; gruwen | bevrijden van belegeraars; ontstellen; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen; verontrusten |
grauen | griezelen; gruwelen; gruwen | |
schaudern | griezelen; gruwelen; gruwen | bibberen; door afgrijzen bevangen worden; ijzen; klappertanden; kleumen; koulijden; verstijven |
verabscheuen | griezelen; gruwelen; gruwen | verafschuwen; verfoeien |
Related Words for "gruwelen":
gruwel:
-
de gruwel (iets wat afschuw opwekt; verschrikking)
-
de gruwel (watergruwel)
-
de gruwel (wandaad; wreedheid; gruweldaad)
Translation Matrix for gruwel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Greuel | gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking; watergruwel | afgrijzen; gruwen; verfoeilijkheid; walging; weerzin |
Greueltat | gruwel; gruweldaad; wandaad; wreedheid | |
Schaurigkeit | gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking | |
Schrecken | gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking | angsten; gruwels; ontsteltenis; paniek; schrikbeelden; verfoeilijkheid |
Untat | gruwel; gruweldaad; wandaad; wreedheid | |
Widerwille | gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking | afgrijzen; afkeer; antipathie; aversie; gruwen; hekel; onwil; tegenzin; walging; weerspannigheid; weerzin |
rote Grütze | gruwel; watergruwel |
Related Words for "gruwel":
Wiktionary Translations for gruwel:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gruwel | → Abscheu; Verabscheuenswertes; Gegenstand der Abscheu; Gräuel | ↔ abomination — horreur, dégoût qu’on ressentir pour une personne ou une chose. |
• gruwel | → Verabscheuenswertes; Gegenstand der Abscheu; Gräuel | ↔ atrocité — extrême cruauté. |
• gruwel | → Schrecken; Verabscheuenswertes; Gräuel | ↔ horreur — Traductions à trier suivant le sens |