Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. hausse:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hausse from Dutch to German

hausse:

hausse [de ~ (v)] nomen

  1. de hausse (hoogconjunctuur; bloei)
    der Aufschwung; die Zunahme; die Hochkonjunktur; Wachstum; der Wuchs; die Blüte; die Hausse

Translation Matrix for hausse:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufschwung bloei; hausse; hoogconjunctuur aanzet; animering; opwekking; opzwaai; prikkel
Blüte bloei; hausse; hoogconjunctuur bloei; bloeiperiode; bloeiperiode van bloemen; bloesem; geestelijke vorming; groei; ontplooiing; ontwikkeling; opbloei; tot bloei komen; vooruitgang; vorming; wasdom
Hausse bloei; hausse; hoogconjunctuur
Hochkonjunktur bloei; hausse; hoogconjunctuur
Wachstum bloei; hausse; hoogconjunctuur bloei; expansie; geestelijke vorming; groei; groeien; groeiproces; ontplooiing; ontwikkeling; toename; uitbreiding; vooruitgang; vordering; vorming; wasdom
Wuchs bloei; hausse; hoogconjunctuur bloei; figuur; gedaante; gestalte; groei; lichaamspostuur; ontplooiing; ontwikkeling; postuur; vorm; wasdom
Zunahme bloei; hausse; hoogconjunctuur aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; expansie; expulsie; geestelijke vorming; groei; groter worden; ontplooiing; ontwikkeling; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; uitzetting; vergroting; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering; vorming

Related Words for "hausse":

  • hausses

Wiktionary Translations for hausse:


Cross Translation:
FromToVia
hausse Aufschwung; Boom boom — period of prosperity