Dutch

Detailed Translations for hernemen from Dutch to German

hernemen:

Conjugations for hernemen:

o.t.t.
  1. herneem
  2. herneemt
  3. herneemt
  4. hernemen
  5. hernemen
  6. hernemen
o.v.t.
  1. hernam
  2. hernam
  3. hernam
  4. hernamen
  5. hernamen
  6. hernamen
v.t.t.
  1. heb hernomen
  2. hebt hernomen
  3. heeft hernomen
  4. hebben hernomen
  5. hebben hernomen
  6. hebben hernomen
v.v.t.
  1. had hernomen
  2. had hernomen
  3. had hernomen
  4. hadden hernomen
  5. hadden hernomen
  6. hadden hernomen
o.t.t.t.
  1. zal hernemen
  2. zult hernemen
  3. zal hernemen
  4. zullen hernemen
  5. zullen hernemen
  6. zullen hernemen
o.v.t.t.
  1. zou hernemen
  2. zou hernemen
  3. zou hernemen
  4. zouden hernemen
  5. zouden hernemen
  6. zouden hernemen
en verder
  1. is hernomen
  2. zijn hernomen
diversen
  1. herneem!
  2. herneemt!
  3. hernomen
  4. hernemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hernemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
den Faden wieder aufnehmen de draad weer oppakken; hernemen; hervatten hervatten; opnieuw beginnen
wieder anfangen de draad weer oppakken; hernemen; hervatten
wieder aufnehmen de draad weer oppakken; hernemen; hervatten
wieder zurücknehmen de draad weer oppakken; hernemen; hervatten

Wiktionary Translations for hernemen:

hernemen
verb
  1. opnieuw krijgen, opnieuw verkrijgen
  2. opnieuw opvoeren
  3. opnieuw de draad van het gesprek opnemen
  4. opnieuw innemen
  5. nemen wat men eerst heeft gegeven

Cross Translation:
FromToVia
hernemen zurückziehen; entlocken; entziehen; extrahieren; zapfen; zücken retirertirer à nouveau.