Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. heupwiegen:


Dutch

Detailed Translations for heupwiegen from Dutch to German

heupwiegen:

heupwiegen verb (heupwieg, heupwiegt, heupwiegde, heupwiegden, geheupwiegd)

  1. heupwiegen (heupzwaaien; heupwiebelen)

Conjugations for heupwiegen:

o.t.t.
  1. heupwieg
  2. heupwiegt
  3. heupwiegt
  4. heupwiegen
  5. heupwiegen
  6. heupwiegen
o.v.t.
  1. heupwiegde
  2. heupwiegde
  3. heupwiegde
  4. heupwiegden
  5. heupwiegden
  6. heupwiegden
v.t.t.
  1. heb geheupwiegd
  2. hebt geheupwiegd
  3. heeft geheupwiegd
  4. hebben geheupwiegd
  5. hebben geheupwiegd
  6. hebben geheupwiegd
v.v.t.
  1. had geheupwiegd
  2. had geheupwiegd
  3. had geheupwiegd
  4. hadden geheupwiegd
  5. hadden geheupwiegd
  6. hadden geheupwiegd
o.t.t.t.
  1. zal heupwiegen
  2. zult heupwiegen
  3. zal heupwiegen
  4. zullen heupwiegen
  5. zullen heupwiegen
  6. zullen heupwiegen
o.v.t.t.
  1. zou heupwiegen
  2. zou heupwiegen
  3. zou heupwiegen
  4. zouden heupwiegen
  5. zouden heupwiegen
  6. zouden heupwiegen
diversen
  1. heupwieg!
  2. heupwiegt!
  3. geheupwiegd
  4. heupwiegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

heupwiegen [znw.] nomen

  1. heupwiegen (heupzwaaien)
    Hüftwackeln

Translation Matrix for heupwiegen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hüftwackeln heupwiegen; heupzwaaien
VerbRelated TranslationsOther Translations
mit den Hüften wiegen heupwiebelen; heupwiegen; heupzwaaien

External Machine Translations: