Summary
Dutch to German: more detail...
- hoeder:
-
Wiktionary:
- hoeder → Aufsicht, Bewachung, Bewahrer, Gardist, Hut, Obhut, Schutz, Schwertgriff, Verwahrung, Wache, Wachmannschaft, Wacht, Wächter, Wärter, Hüter
Dutch
Detailed Translations for hoeder from Dutch to German
hoeder:
-
de hoeder (geestelijk herder; pastoor)
-
de hoeder (schapenhoeder)
Translation Matrix for hoeder:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Geistliche | geestelijk herder; hoeder; pastoor | bedienaar van de godsdienst; broeder; broer; dominee; frater; geestelijke; kloosterling; monnik; pastor; pater; predikant; prediker; priester; voorganger |
Hirte | geestelijk herder; hoeder; pastoor; schapenhoeder | herder |
Pastor | geestelijk herder; hoeder; pastoor | bedienaar van de godsdienst; broeder; dominee; geestelijke; herder; pastor; predikant; prediker; voorganger |
Pfarrer | geestelijk herder; hoeder; pastoor | ambt van pastoor; bedienaar van de godsdienst; broeder; dominee; geestelijke; herder; pastor; predikant; prediker; voorganger |
Schäfer | hoeder; schapenhoeder | schaapherder; scheper |
Related Words for "hoeder":
Wiktionary Translations for hoeder:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoeder | → Aufsicht; Bewachung; Bewahrer; Gardist; Hut; Obhut; Schutz; Schwertgriff; Verwahrung; Wache; Wachmannschaft; Wacht; Wächter; Wärter | ↔ garde — Traductions à trier suivant le sens |
• hoeder | → Wächter; Gardist; Hüter | ↔ gardien — personne qui garder, qui surveiller, qui défendre. |
External Machine Translations: