Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. hoffelijkheid:
  2. hoffelijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hoffelijkheid from Dutch to German

hoffelijkheid:

hoffelijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de hoffelijkheid (wellevendheid; galanterie)
    die Höflichkeit; der Anstand; die Freundlichkeit; die Herzlichkeit; die Korrektheit; die Gutartigkeit; die Gutherzigkeit

Translation Matrix for hoffelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anstand galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid; urbaniteit; voegzaamheid; waardigheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
Freundlichkeit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid aardigheid; beleefdheid; betamelijkheid; hartelijkheid; jovialiteit; toegankelijkheid; toeschietelijkheid; vriendelijkheid; vriendschappelijkheid
Gutartigkeit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; mildheid; toegevendheid; welwillendheid; zachtaardigheid
Gutherzigkeit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid clementie; compassie; edelmoedigheid; generositeit; goedaardigheid; goedertierenheid; grootmoedigheid; mildheid; welwillendheid
Herzlichkeit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid aardigheid; edelmoedigheid; generositeit; grootmoedigheid; hartelijkheid; vriendelijkheid; vriendschappelijkheid; waarheidszin; welgemeendheid
Höflichkeit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid beleefdheid; beleefdheidsbetuiging; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; etiquette; fatsoen; fatsoenlijkheid; gemanierdheid; gevoeglijkheid; hoofsheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; plichtpleging; properheid; smetteloosheid; toneelspel; urbaniteit; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
Korrektheit galanterie; hoffelijkheid; wellevendheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; correctheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; nauwlettendheid; urbaniteit; welgemanierdheid

Related Words for "hoffelijkheid":


Wiktionary Translations for hoffelijkheid:


Cross Translation:
FromToVia
hoffelijkheid Höflichkeit courtesy — polite behavior

hoffelijk:

hoffelijk adj

  1. hoffelijk (voorkomend; attent; galant; ridderlijk)

Translation Matrix for hoffelijk:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
höflich attent; galant; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend beschaafd; coöperatief; decent; deugdzaam; dienstwillig; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedienstig; hoofs; manierlijk; medewerkend; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; welvoeglijk; welwillend; zedig

Related Words for "hoffelijk":


Wiktionary Translations for hoffelijk:


Cross Translation:
FromToVia
hoffelijk höflich courteous — showing regard for others
hoffelijk artig; galant; höflich courtois — qui fait preuve de distinction, de politesse
hoffelijk artig; galant; höflich policourtois, civil, honnête, complaisant, convenable, qui utilise les règles de la politesse, qui observe les convenances de la société.