Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. horten:
  2. hort:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for horten from Dutch to German

horten:

horten [het ~] nomen

  1. het horten (schokken)
    Erschüttern; der Rücke

Translation Matrix for horten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Erschüttern horten; schokken
Rücke horten; schokken

Related Words for "horten":


hort:

hort [de ~ (m)] nomen

  1. de hort (schokkende beweging; schok; stoot)
    der Stoß; der Ruck; die erschütternde Bewegung

Translation Matrix for hort:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ruck hort; schok; schokkende beweging; stoot aantrekken; haal; ruk; straktrekken; trek
Stoß hort; schok; schokkende beweging; stoot accumulatie; bons; botsing; conflict; duw; duwtje; harde slag; hoop; klap; onenigheid; opeen knallen; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; pof; por; ruzie; schop; stapel; stoot; stootje; trap; twist; voetbeweging; zet; zwemslag
erschütternde Bewegung hort; schok; schokkende beweging; stoot

Related Words for "hort":


Wiktionary Translations for hort:


Cross Translation:
FromToVia
hort Anstoß; Rütteln; Schütteln; Schüttern; Kollision choccollision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.