Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. inkleuren:
  2. kleuren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inkleuren from Dutch to German

inkleuren:

inkleuren verb (kleur in, kleurt in, kleurde in, kleurden in, ingekleurd)

  1. inkleuren

Conjugations for inkleuren:

o.t.t.
  1. kleur in
  2. kleurt in
  3. kleurt in
  4. kleuren in
  5. kleuren in
  6. kleuren in
o.v.t.
  1. kleurde in
  2. kleurde in
  3. kleurde in
  4. kleurden in
  5. kleurden in
  6. kleurden in
v.t.t.
  1. heb ingekleurd
  2. hebt ingekleurd
  3. heeft ingekleurd
  4. hebben ingekleurd
  5. hebben ingekleurd
  6. hebben ingekleurd
v.v.t.
  1. had ingekleurd
  2. had ingekleurd
  3. had ingekleurd
  4. hadden ingekleurd
  5. hadden ingekleurd
  6. hadden ingekleurd
o.t.t.t.
  1. zal inkleuren
  2. zult inkleuren
  3. zal inkleuren
  4. zullen inkleuren
  5. zullen inkleuren
  6. zullen inkleuren
o.v.t.t.
  1. zou inkleuren
  2. zou inkleuren
  3. zou inkleuren
  4. zouden inkleuren
  5. zouden inkleuren
  6. zouden inkleuren
en verder
  1. is ingekleurd
diversen
  1. kleur in!
  2. kleurt in!
  3. ingekleurd
  4. inkleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inkleuren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einfärben inkleuren

Related Words for "inkleuren":


Wiktionary Translations for inkleuren:


Cross Translation:
FromToVia
inkleuren färben color — give something color

inkleuren form of kleuren:

kleuren [de ~] nomen, plural

  1. de kleuren
    die Farben

kleuren verb (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)

  1. kleuren (tinten)
    färben; kolorieren
    • färben verb (färbe, färbst, färbt, färbte, färbtet, gefärbt)
    • kolorieren verb (koloriere, kolorierst, koloriert, kolorierte, koloriertet, koloriert)
  2. kleuren (blozen; gloeien; rood worden)
    erröten
    • erröten verb (erröte, errötest, errötet, errötete, errötetet, errötet)

Conjugations for kleuren:

o.t.t.
  1. kleur
  2. kleurt
  3. kleurt
  4. kleuren
  5. kleuren
  6. kleuren
o.v.t.
  1. kleurde
  2. kleurde
  3. kleurde
  4. kleurden
  5. kleurden
  6. kleurden
v.t.t.
  1. heb gekleurd
  2. hebt gekleurd
  3. heeft gekleurd
  4. hebben gekleurd
  5. hebben gekleurd
  6. hebben gekleurd
v.v.t.
  1. had gekleurd
  2. had gekleurd
  3. had gekleurd
  4. hadden gekleurd
  5. hadden gekleurd
  6. hadden gekleurd
o.t.t.t.
  1. zal kleuren
  2. zult kleuren
  3. zal kleuren
  4. zullen kleuren
  5. zullen kleuren
  6. zullen kleuren
o.v.t.t.
  1. zou kleuren
  2. zou kleuren
  3. zou kleuren
  4. zouden kleuren
  5. zouden kleuren
  6. zouden kleuren
en verder
  1. ben gekleurd
  2. bent gekleurd
  3. is gekleurd
  4. zijn gekleurd
  5. zijn gekleurd
  6. zijn gekleurd
diversen
  1. kleur!
  2. kleurt!
  3. gekleurd
  4. kleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kleuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Farben kleuren
VerbRelated TranslationsOther Translations
erröten blozen; gloeien; kleuren; rood worden
färben kleuren; tinten beschilderen; lakken; schilderen; vernissen; verven
kolorieren kleuren; tinten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
erröten roodaangelopen

Related Words for "kleuren":


Wiktionary Translations for kleuren:

kleuren
verb
  1. van kleur voorzien met potloden, stiften, wasko etc.

Cross Translation:
FromToVia
kleuren färben color — give something color
kleuren ausmalen color — draw using crayons
kleuren erröten color — become red through increased blood flow
kleuren Banner; Fahne; Standarte; Flagge drapeaupièce d’étoffe qu’on attacher à une espèce de lance, de manière qu’elle pouvoir se déployer et flotter au vent, et qui sert à donner un signal, à indiquer un point de ralliement, à distinguer la nation ou le groupement d’individus qui l’[
kleuren rot; erröten rougir — trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.