Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. instaan:


Dutch

Detailed Translations for instaat from Dutch to German

instaan:

instaan verb (sta in, staat in, stond in, stonden in, ingestaan)

  1. instaan (borg staan)
    gewährleisten; sicherstellen; garantieren
    • gewährleisten verb (gewährleiste, gewährleistest, gewährleistet, gewährleistete, gewährleistetet, gewährleistet)
    • garantieren verb (garantiere, garantierst, garantiert, garantierte, garantiertet, garantiert)

Conjugations for instaan:

o.t.t.
  1. sta in
  2. staat in
  3. staat in
  4. staan in
  5. staan in
  6. staan in
o.v.t.
  1. stond in
  2. stond in
  3. stond in
  4. stonden in
  5. stonden in
  6. stonden in
v.t.t.
  1. heb ingestaan
  2. hebt ingestaan
  3. heeft ingestaan
  4. hebben ingestaan
  5. hebben ingestaan
  6. hebben ingestaan
v.v.t.
  1. had ingestaan
  2. had ingestaan
  3. had ingestaan
  4. hadden ingestaan
  5. hadden ingestaan
  6. hadden ingestaan
o.t.t.t.
  1. zal instaan
  2. zult instaan
  3. zal instaan
  4. zullen instaan
  5. zullen instaan
  6. zullen instaan
o.v.t.t.
  1. zou instaan
  2. zou instaan
  3. zou instaan
  4. zouden instaan
  5. zouden instaan
  6. zouden instaan
diversen
  1. sta in!
  2. staat in!
  3. ingestaan
  4. instaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for instaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
garantieren borg staan; instaan borg zijn; garanderen; garant staan; instaan voor; vast beloven; vergewissen; verzekeren; waarborgen
gewährleisten borg staan; instaan borg zijn; garanderen; garant staan; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen
sicherstellen borg staan; instaan beveiligen; borg zijn; garanderen; garant staan; instaan voor; van alarm voorzien; vast beloven; verzekeren; vrijwaren; waarborgen