Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. inwinnen:


Dutch

Detailed Translations for inwon from Dutch to German

inwinnen:

inwinnen verb (win in, wint in, won in, wonnen in, ingewonnen)

  1. inwinnen (trachten te krijgen)
    einholen; einziehen; einbringen
    • einholen verb (hole ein, holst ein, holt ein, holte ein, holtet ein, eingeholt)
    • einziehen verb (ziehe ein, ziehst ein, zieht ein, zog ein, zogt ein, eingezogen)
    • einbringen verb (bringe ein, bringst ein, bringt ein, bracht ein, brachtet ein, eingebracht)

Conjugations for inwinnen:

o.t.t.
  1. win in
  2. wint in
  3. wint in
  4. winnen in
  5. winnen in
  6. winnen in
o.v.t.
  1. won in
  2. won in
  3. won in
  4. wonnen in
  5. wonnen in
  6. wonnen in
v.t.t.
  1. heb ingewonnen
  2. hebt ingewonnen
  3. heeft ingewonnen
  4. hebben ingewonnen
  5. hebben ingewonnen
  6. hebben ingewonnen
v.v.t.
  1. had ingewonnen
  2. had ingewonnen
  3. had ingewonnen
  4. hadden ingewonnen
  5. hadden ingewonnen
  6. hadden ingewonnen
o.t.t.t.
  1. zal inwinnen
  2. zult inwinnen
  3. zal inwinnen
  4. zullen inwinnen
  5. zullen inwinnen
  6. zullen inwinnen
o.v.t.t.
  1. zou inwinnen
  2. zou inwinnen
  3. zou inwinnen
  4. zouden inwinnen
  5. zouden inwinnen
  6. zouden inwinnen
en verder
  1. is ingewonnen
diversen
  1. win in!
  2. wint in!
  3. ingewonnen
  4. inwinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inwinnen [znw.] nomen

  1. inwinnen
    Einholen; Einziehen

Translation Matrix for inwinnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einholen inwinnen
Einziehen inwinnen
VerbRelated TranslationsOther Translations
einbringen inwinnen; trachten te krijgen aandragen; aanvoeren; bijdragen; brengen; compenseren; distribueren; doen in; goedmaken; iets in te brengen hebben; inbrengen; indoen; instoppen; langs brengen; meebrengen; naar voren brengen; opbrengen; opleveren; opperen; poneren; ronddelen; uitreiken; verdelen; vergoeden
einholen inwinnen; trachten te krijgen binnenbrengen; binnenhalen; binnenvallen; gelijkkomen; inhalen; inlopen; naar binnen halen; onverwachts langskomen; oogsten; plukken; verzamelen
einziehen inwinnen; trachten te krijgen afzuigen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; een snuif nemen; eisen; iets verduren; incasseren; inmanen; insnuiven; inspringen; invorderen; onverwachts langskomen; opsnuiven; opvangen; opzuigen; snuiven; verbeurdverklaren; vorderen; wegzuigen