Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. jonassen:


Dutch

Detailed Translations for jonassen from Dutch to German

jonassen:

jonassen verb (jonas, jonast, jonasde, jonasden, gejonasd)

  1. jonassen
    hochwerfen; nach oben werfen
    • hochwerfen verb (werfe hoch, wirfst hoch, wirft hoch, warf hoch, warft hoch, hochgeworfen)
    • nach oben werfen verb (werfe nach oben, wirfst nach oben, wirft nach oben, warf nach oben, warft nach oben, nach oben geworfen)

Conjugations for jonassen:

o.t.t.
  1. jonas
  2. jonast
  3. jonast
  4. jonassen
  5. jonassen
  6. jonassen
o.v.t.
  1. jonasde
  2. jonasde
  3. jonasde
  4. jonasden
  5. jonasden
  6. jonasden
v.t.t.
  1. heb gejonasd
  2. hebt gejonasd
  3. heeft gejonasd
  4. hebben gejonasd
  5. hebben gejonasd
  6. hebben gejonasd
v.v.t.
  1. had gejonasd
  2. had gejonasd
  3. had gejonasd
  4. hadden gejonasd
  5. hadden gejonasd
  6. hadden gejonasd
o.t.t.t.
  1. zal jonassen
  2. zult jonassen
  3. zal jonassen
  4. zullen jonassen
  5. zullen jonassen
  6. zullen jonassen
o.v.t.t.
  1. zou jonassen
  2. zou jonassen
  3. zou jonassen
  4. zouden jonassen
  5. zouden jonassen
  6. zouden jonassen
diversen
  1. jonas!
  2. jonast!
  3. gejonasd
  4. jonassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for jonassen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hochwerfen jonassen omhooggooien; omhoogwerpen; opgooien; opwerpen
nach oben werfen jonassen omhooggooien; opgooien; opwerpen