Summary
Dutch to German: more detail...
- kalmeren:
-
Wiktionary:
- kalmeren → beruhigen, besänftigenn, sich beruhigen, sich besänftigen
- kalmeren → beruhigen, ruhig stellen, beschwichtigen, besänftigen, ruhen
Dutch
Detailed Translations for kalmeer from Dutch to German
kalmeren:
-
kalmeren (tot kalmte manen; sussen; bedaren)
beruhigen; dämpfen; besänftigen; drosseln; beschwichtigen; zur Ruhe mahnen; schlichten-
beschwichtigen verb (beschwichtige, beschwichtigst, beschwichtigt, beschwichtigte, beschwichtigtet, beschwichtigt)
-
zur Ruhe mahnen verb
-
kalmeren
Conjugations for kalmeren:
o.t.t.
- kalmeer
- kalmeert
- kalmeert
- kalmeren
- kalmeren
- kalmeren
o.v.t.
- kalmeerde
- kalmeerde
- kalmeerde
- kalmeerden
- kalmeerden
- kalmeerden
v.t.t.
- heb gekalmeerd
- hebt gekalmeerd
- heeft gekalmeerd
- hebben gekalmeerd
- hebben gekalmeerd
- hebben gekalmeerd
v.v.t.
- had gekalmeerd
- had gekalmeerd
- had gekalmeerd
- hadden gekalmeerd
- hadden gekalmeerd
- hadden gekalmeerd
o.t.t.t.
- zal kalmeren
- zult kalmeren
- zal kalmeren
- zullen kalmeren
- zullen kalmeren
- zullen kalmeren
o.v.t.t.
- zou kalmeren
- zou kalmeren
- zou kalmeren
- zouden kalmeren
- zouden kalmeren
- zouden kalmeren
en verder
- ben gekalmeerd
- bent gekalmeerd
- is gekalmeerd
- zijn gekalmeerd
- zijn gekalmeerd
- zijn gekalmeerd
diversen
- kalmeer!
- kalmeert!
- gekalmeerd
- kalmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kalmeren:
Wiktionary Translations for kalmeren:
kalmeren
Cross Translation:
verb
-
kalm worden
- kalmeren → beruhigen; besänftigenn
-
zich kalmeren
- kalmeren → sich beruhigen; sich besänftigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kalmeren | → beruhigen; ruhig stellen | ↔ calm — to make calm |
• kalmeren | → beschwichtigen; besänftigen | ↔ placate — to calm |
• kalmeren | → ruhen | ↔ quiet — to cause someone to become quiet |
• kalmeren | → beruhigen | ↔ rassurer — redonner l’assurance, rendre la confiance, la tranquillité. |