Dutch
Detailed Translations for kampte from Dutch to German
kampen:
-
kampen (strijd voeren; vechten; strijden)
-
kampen (knokken; vechten; bakkeleien; duelleren; matten)
streiten; schlagen; bekämpfen; sich duellieren; bestreiten; sich raufen; balgen; sich keilen-
sich duellieren verb (duelliere mich, duellierst dich, duelliert sich, duellierte sich, duelliertet euch, sich duelliert)
Conjugations for kampen:
o.t.t.
- kamp
- kampt
- kampt
- kampen
- kampen
- kampen
o.v.t.
- kampte
- kampte
- kampte
- kampten
- kampten
- kampten
v.t.t.
- heb gekampt
- hebt gekampt
- heeft gekampt
- hebben gekampt
- hebben gekampt
- hebben gekampt
v.v.t.
- had gekampt
- had gekampt
- had gekampt
- hadden gekampt
- hadden gekampt
- hadden gekampt
o.t.t.t.
- zal kampen
- zult kampen
- zal kampen
- zullen kampen
- zullen kampen
- zullen kampen
o.v.t.t.
- zou kampen
- zou kampen
- zou kampen
- zouden kampen
- zouden kampen
- zouden kampen
diversen
- kamp!
- kampt!
- gekampt
- kampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze