Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kansspeler:


Dutch

Detailed Translations for kansspeler from Dutch to German

kansspeler:

kansspeler [znw.] nomen

  1. kansspeler (speler; gokker)
    der Spieler; die Spielerin; der Spekulant

Translation Matrix for kansspeler:

NounRelated TranslationsOther Translations
Spekulant gokker; kansspeler; speler dobbelaar; speculant
Spieler gokker; kansspeler; speler acteur; actrice; artiest; dobbelaar; gokkers; gokster; kansspeelster; speelster; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner
Spielerin gokker; kansspeler; speler gokster; kansspeelster; speelster; toneelspeelster