Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. karweitje:
  2. karwei:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for karweitje from Dutch to German

karweitje:


karweitje form of karwei:

karwei [de ~] nomen

  1. de karwei (arbeid; job)
    die Arbeit; die Beschäftigung; die Tätigkeit

Translation Matrix for karwei:

NounRelated TranslationsOther Translations
Arbeit arbeid; job; karwei activiteit; ambacht; arbeid; baan; bedrijvigheid; beroep; bezigheid; gisting; hobby; inspanning; karweitje; klusje; krachttoer; loonarbeid; loonwerk; taak; vak; verhandeling; werk; werkkring; werkplek; werkstuk; werkzaamheid
Beschäftigung arbeid; job; karwei aanstelling; activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; benoeming; beroering; bezigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; hobby; inspanning; installatie; karweitje; klusje; krachttoer; lawaai; leven; loonarbeid; loonwerk; opschudding; pandemonium; rumoer; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; tumult; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid
Tätigkeit arbeid; job; karwei activiteit; ambacht; arbeid; arbeidskracht; arbeidsvermogen; bedrijvigheid; bezigheid; effect; functioneren; hobby; inspanning; karweitje; klusje; krachttoer; roerigheid; taak; uitwerking; vak; werk; werken; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid

Related Words for "karwei":


Wiktionary Translations for karwei:


Cross Translation:
FromToVia
karwei Arbeit; Werk; Ergebnis ouvrage — Travail : Action de travailler, ce qui est produit par l’ouvrier ou résultat d’un travail (Sens général)
karwei Arbeit; Aufgabe; Pensum tâchetravail donner à accomplir.

External Machine Translations: