Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kern:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kern from Dutch to German

kern:

kern [de ~] nomen

  1. de kern (binnenste)
    der Kern; Innerste
  2. de kern (essentie; midden)
    der Kern; Zentrum; die Essenz; Wesen
  3. de kern (middelpunt; centrum; midden)
    die Mitte; der Mittelpunkt; Zentrum; der Kern; Innere

Translation Matrix for kern:

NounRelated TranslationsOther Translations
Essenz essentie; kern; midden kern van de zaak; wezenlijkheid
Innere centrum; kern; middelpunt; midden binnenkant; binnenste; binnenzijde; innerlijk; inwendige; middelste; psyche
Innerste binnenste; kern
Kern binnenste; centrum; essentie; kern; middelpunt; midden binnenkant; binnenste van een vrucht; binnenzijde; het binnenste van iets; merg; pit; vruchtenpit
Mitte centrum; kern; middelpunt; midden binnenste; middelste
Mittelpunkt centrum; kern; middelpunt; midden binnenste; kernpunt; knooppunt; kruispunt; middelpunt; middelste; verkeersknooppunt
Wesen essentie; kern; midden aard; figuur; geaardheid; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; iemand; inborst; individu; inslag; karakter; mens; mensenkind; mentaliteit; natuur; personage; persoon; sterveling; temperament; wezen
Zentrum centrum; essentie; kern; middelpunt; midden binnenstad; binnenste; centrale stad; centrum; kernpunt; middelste
ModifierRelated TranslationsOther Translations
Mitte medio

Related Words for "kern":

  • kernen

Wiktionary Translations for kern:

kern
noun
  1. zentraler Hauptbestandteil eines Ganzen

Cross Translation:
FromToVia
kern Kern core — heart of a thing
kern Kern core — center or inner part
kern Kern core — most important part of a thing
kern Kern kernel — (mathematics, algebra) set of elements mapped to zero
kern Kern; Obststein noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.

Related Translations for kern