Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kleuter:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kleuters from Dutch to German

kleuter:

kleuter [de ~ (m)] nomen

  1. de kleuter (kind; klein meisje; kleintje; kleine jongen; klein kind)
    Kind; Ding
  2. de kleuter (klein kind)
    Kleines Kind; Kind; Ding

Translation Matrix for kleuter:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ding kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter artikel; bagatel; ding; dingetje; dreumes; futiliteit; goed; hummel; item; klein kind; kleinigheid; kleintje; niemendalletje; object; onbelangrijk iets; peulenschil; peuter; uk; voorwerp; wissewasje; worm; wurm; zaak
Kind kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter dreumes; hummel; kind; klein kind; kleintje; peuter; uk; wichtje; worm; wurm
Kleines Kind klein kind; kleuter

Related Words for "kleuter":

  • kleuteren, kleuters, kleutertje, kleutertjes

Wiktionary Translations for kleuter:

kleuter
noun
  1. een jong kind in de leeftijd van vier tot zes jaar

Cross Translation:
FromToVia
kleuter Knirps bambin — (familier, fr) bébé, enfant.