Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. klieken:


Dutch

Detailed Translations for kliekt from Dutch to German

kliekt form of klieken:

klieken [de ~] nomen, plural

  1. de klieken (kliekjes; etensresten)
    die Essensreste

klieken verb (kliek, kliekt, kliekte, kliekten, gekliekt)

  1. klieken (aaneensluiten)
    zusammenschließen; koppeln
    • zusammenschließen verb (schließe zusammen, schließt zusammen, schloß zusammen, schloßt zusammen, zusammengeschlossen)
    • koppeln verb (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)

Conjugations for klieken:

o.t.t.
  1. kliek
  2. kliekt
  3. kliekt
  4. klieken
  5. klieken
  6. klieken
o.v.t.
  1. kliekte
  2. kliekte
  3. kliekte
  4. kliekten
  5. kliekten
  6. kliekten
v.t.t.
  1. heb gekliekt
  2. hebt gekliekt
  3. heeft gekliekt
  4. hebben gekliekt
  5. hebben gekliekt
  6. hebben gekliekt
v.v.t.
  1. had gekliekt
  2. had gekliekt
  3. had gekliekt
  4. hadden gekliekt
  5. hadden gekliekt
  6. hadden gekliekt
o.t.t.t.
  1. zal klieken
  2. zult klieken
  3. zal klieken
  4. zullen klieken
  5. zullen klieken
  6. zullen klieken
o.v.t.t.
  1. zou klieken
  2. zou klieken
  3. zou klieken
  4. zouden klieken
  5. zouden klieken
  6. zouden klieken
diversen
  1. kliek!
  2. kliekt!
  3. gekliekt
  4. kliekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klieken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Essensreste etensresten; klieken; kliekjes
VerbRelated TranslationsOther Translations
koppeln aaneensluiten; klieken aanhaken; aankoppelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
zusammenschließen aaneensluiten; klieken

Related Words for "klieken":


External Machine Translations: