Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kluwen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kluwen from Dutch to German

kluwen:

kluwen [de ~] nomen

  1. de kluwen (wrong; knoedel; vlecht; )
    die Strähne; Knötchen; der Knäuel; der Dutt; der Haarknoten; der Knoten

Translation Matrix for kluwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Dutt haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong knot; knotje haar
Haarknoten haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong haarknotten; knot; knotje haar
Knoten haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong gezwel; knobbel; knooppunt; knot; knotje haar; tumor
Knäuel haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong dotten; knot; streng garen
Knötchen haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong
Strähne haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong haarsliert

Related Words for "kluwen":

  • kluwens, kluwentje, kluwentjes

Wiktionary Translations for kluwen:

kluwen
noun
  1. los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz

Cross Translation:
FromToVia
kluwen Knäuel ball — quantity of string, thread, etc., wound into a spherical shape
kluwen Knoten knot — tangled clump