Summary


Dutch

Detailed Translations for kneuzing from Dutch to German

kneuzing:

kneuzing [de ~ (v)] nomen

  1. de kneuzing (kneuswond; letsel; bult; buil)
    die Quetschung; die Quetschwunde
  2. de kneuzing (gekneusd zijn)
    die Prellung; die Kränkung; die Verletzung

Translation Matrix for kneuzing:

NounRelated TranslationsOther Translations
Kränkung gekneusd zijn; kneuzing belediging; grief; krenking; kwetsing; pijn doen; zeer doen
Prellung gekneusd zijn; kneuzing
Quetschung buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel
Quetschwunde buil; bult; kneuswond; kneuzing; letsel
Verletzung gekneusd zijn; kneuzing belediging; blessure; blessures; delict; grief; krenking; kwetsing; kwetsuur; letsel; overtreding; pijn doen; vergrijp; verwonding; wond; zeer doen

Related Words for "kneuzing":

  • kneuzingen