Dutch

Detailed Translations for knijp from Dutch to German

knijp:

knijp [de ~] nomen

  1. de knijp
    die Kneipe; der Krug; Gasthaus; die Gastwirtschaft; die Gasthäuser; die Wirtschaft; die Gaststätte; Café; Wirtshaus; der Ausschank; die Schenke; die Schankwirtschaft; die Lokalität

Translation Matrix for knijp:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausschank knijp bar; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; kroeg; spon; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; uitspanning
Café knijp café; koffietent; kroeg; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; uitspanning
Gasthaus knijp bar; café; café-hotel; gasthuis; herberg; kroeg; logement; lokaliteit; tapperij; taveerne
Gasthäuser knijp café; kroeg; tapperij; taveerne
Gaststätte knijp bar; café; café-hotel; coffeeshop; eetcafé; eetgelegenheid; eethuis; eethuisje; espressobar; herberg; kantine; koffiehuis; koffieshop; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; restaurant; restauratie; schaftlokaal; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
Gastwirtschaft knijp bar; café; café-hotel; coffeeshop; espressobar; gasthuis; gelagkamer; herberg; koffiehuis; koffieshop; kroeg; logement; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
Kneipe knijp bar; café; coffeeshop; espressobar; koffiehuis; koffieshop; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
Krug knijp café; coffeeshop; kroeg; kruik; pul; tapperij; taveerne; uitspanning
Lokalität knijp café; kamer; kroeg; ruimte in een gebouw; tapperij; taveerne; vertrek; vertrekken
Schankwirtschaft knijp café; coffeeshop; espressobar; gelagkamer; koffiehuis; koffieshop; kroeg; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
Schenke knijp bar; café; coffeeshop; espressobar; hofschenkers; koffiehuis; koffieshop; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
Wirtschaft knijp ambacht; bar; bedrijfsleven; café; economie; economiestudie; kroeg; lokaliteit; métier; staathuishoudkunde; stiel; tapperij; taveerne; vak; volkshuishouding
Wirtshaus knijp bar; café; coffeeshop; espressobar; koffiehuis; koffieshop; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning

Related Words for "knijp":


knijpen:

knijpen [het ~] nomen

  1. het knijpen (kneep)
    Kneifen

knijpen verb (knijp, knijpt, kneep, knepen, geknepen)

  1. knijpen (beknibbelen; knibbelen; schrapen)
    feilschen; zwacken; schachern; knabbern; knausern
    • feilschen verb (feilsche, feilschst, feilscht, feilschte, feilschtet, gefeilscht)
    • zwacken verb (zwacke, zwackst, zwackt, zwackte, zwacktet, gezwackt)
    • schachern verb (schachere, schacherst, schachert, schacherte, schachertet, geschachert)
    • knabbern verb (knabbere, knabberst, knabbert, knabberte, knabbertet, keknabbert)
    • knausern verb (knausere, knauserst, knausert, knauserte, knausertet, geknausert)

Conjugations for knijpen:

o.t.t.
  1. knijp
  2. knijpt
  3. knijpt
  4. knijpen
  5. knijpen
  6. knijpen
o.v.t.
  1. kneep
  2. kneep
  3. kneep
  4. knepen
  5. knepen
  6. knepen
v.t.t.
  1. heb geknepen
  2. hebt geknepen
  3. heeft geknepen
  4. hebben geknepen
  5. hebben geknepen
  6. hebben geknepen
v.v.t.
  1. had geknepen
  2. had geknepen
  3. had geknepen
  4. hadden geknepen
  5. hadden geknepen
  6. hadden geknepen
o.t.t.t.
  1. zal knijpen
  2. zult knijpen
  3. zal knijpen
  4. zullen knijpen
  5. zullen knijpen
  6. zullen knijpen
o.v.t.t.
  1. zou knijpen
  2. zou knijpen
  3. zou knijpen
  4. zouden knijpen
  5. zouden knijpen
  6. zouden knijpen
en verder
  1. ben geknepen
  2. bent geknepen
  3. is geknepen
  4. zijn geknepen
  5. zijn geknepen
  6. zijn geknepen
diversen
  1. knijp!
  2. knijpt!
  3. geknepen
  4. knijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Kneifen kneep; knijpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
feilschen beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen afdingen; afpingelen; dingen; kromliggen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; sjaggeren
knabbern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; peuzelen
knausern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
schachern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen graaien; grabbelen; snuffelen
zwacken beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen nijpen

Related Words for "knijpen":


Related Definitions for "knijpen":

  1. met je vingers aan tegenovergestelde kanten drukken1
    • hij kneep in de perzik om te voelen of hij rijp was1
  2. pijn doen door zijn vel tussen je vingers te drukken1
    • hij kneep zijn zusje in haar arm1

Wiktionary Translations for knijpen:

knijpen
verb
  1. tussen twee punten druk uitoefenen

Cross Translation:
FromToVia
knijpen kneifen; zwicken pinch — to squeeze a small amount of skin
knijpen drücken; quetschen; pressen squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
knijpen kneifen; zwicken pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.