Dutch

Detailed Translations for luister from Dutch to German

luister:

luister [de ~ (m)] nomen

  1. de luister (praal; pracht; glans; pronk)
    der Prunk; die Pracht
  2. de luister (schitteren; glans)
    Schimmern; Flimmern; Glänzen; Glitzern; Funkeln

Translation Matrix for luister:

NounRelated TranslationsOther Translations
Flimmern glans; luister; schitteren deemstering; flakker; flakkering; flikkeren; flikkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glinstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schittering; vonk
Funkeln glans; luister; schitteren flakkering; flikkeren; flikkering; flonkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; getintel; glinstering; glitter; schijn; schittering; sprankelen; tinteling
Glitzern glans; luister; schitteren flakker; flakkering; flikkering; geflikker; geglinster; glinstering; schijn; schittering; vonk
Glänzen glans; luister; schitteren blinken; flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; glitter; licht verspreiden; schijn; schijnen; schittering; sprankelen
Pracht glans; luister; praal; pracht; pronk ceremonie; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; luxe; omhaal; overvloed; plechtigheid; plichtpleging; pracht; processie; rijkheid; schoonheid; staatsie; stoet; weelde; weelderigheid
Prunk glans; luister; praal; pracht; pronk ijdelheid; ijdeltuiterij; luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid; wuftheid
Schimmern glans; luister; schitteren fonkeling; gefonkel; glinstering; wazen; zwemen

Related Words for "luister":


Wiktionary Translations for luister:


Cross Translation:
FromToVia
luister Gepränge; Pomp; Gala; Parade; Staat pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.
luister Gepränge; Pomp; Wunder splendeur — Maginificence

luister form of luisteren:

luisteren verb (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)

  1. luisteren (beluisteren)
    hören; zuhören; hinhören; horchen
    • hören verb (höre, hörst, hört, hörte, hörtet, gehört)
    • zuhören verb (höre zu, hörst zu, hört zu, hörte zu, hörtet zu, zugehört)
    • hinhören verb (höre hin, hörst hin, hört hin, hörte hin, hörtet hin, hingehört)
    • horchen verb (horche, horchst, horcht, horchte, horchtet, gehorcht)
  2. luisteren (aanhoren; toehoren)
    anhören; lauschen; horchen; hinhören
    • anhören verb (höre an, hörst an, hört an, hörte an, hörtet an, angehört)
    • lauschen verb (lausche, lauschst, lauscht, lauschte, lauschtet, gelauscht)
    • horchen verb (horche, horchst, horcht, horchte, horchtet, gehorcht)
    • hinhören verb (höre hin, hörst hin, hört hin, hörte hin, hörtet hin, hingehört)
  3. luisteren (gehoorzamen)
    gehorchen; folgen; nachfolgen; nachkommen; befolgen
    • gehorchen verb (gehorche, gehorchst, gehorcht, gehorchte, gehorchtet, gehorcht)
    • folgen verb (folge, folgst, folgt, folgte, folgtet, gefolgt)
    • nachfolgen verb (folge nach, folgst nach, folgt nach, folgte nach, folgtet nach, nachgefolgt)
    • nachkommen verb (komme nach, kommst nach, kommt nach, kam nach, kamt nach, nachgekommen)
    • befolgen verb (befolge, befolgst, befolgt, befolgte, befolgtet, befolgt)

Conjugations for luisteren:

o.t.t.
  1. luister
  2. luistert
  3. luistert
  4. luisteren
  5. luisteren
  6. luisteren
o.v.t.
  1. luisterde
  2. luisterde
  3. luisterde
  4. luisterden
  5. luisterden
  6. luisterden
v.t.t.
  1. heb geluisterd
  2. hebt geluisterd
  3. heeft geluisterd
  4. hebben geluisterd
  5. hebben geluisterd
  6. hebben geluisterd
v.v.t.
  1. had geluisterd
  2. had geluisterd
  3. had geluisterd
  4. hadden geluisterd
  5. hadden geluisterd
  6. hadden geluisterd
o.t.t.t.
  1. zal luisteren
  2. zult luisteren
  3. zal luisteren
  4. zullen luisteren
  5. zullen luisteren
  6. zullen luisteren
o.v.t.t.
  1. zou luisteren
  2. zou luisteren
  3. zou luisteren
  4. zouden luisteren
  5. zouden luisteren
  6. zouden luisteren
diversen
  1. luister!
  2. luistert!
  3. geluisterd
  4. luisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

luisteren [znw.] nomen

  1. luisteren
    Hören; Anhören
  2. luisteren

Translation Matrix for luisteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anhören luisteren aanhoren
Hören luisteren horen
VerbRelated TranslationsOther Translations
anhören aanhoren; luisteren; toehoren
befolgen gehoorzamen; luisteren gehoorzamen; gevolg geven aan; naleven
folgen gehoorzamen; luisteren achternazitten; achtervolgen; bewaarheid worden; blijken; gehoorzamen; gevolg geven aan; komen na; navolgen; nazitten; opvolgen; resulteren; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in; volgen
gehorchen gehoorzamen; luisteren gehoor geven; gehoorzamen; gevolg geven aan
hinhören aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
horchen aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren aandachtig luisteren; horen; opletten; te horen krijgen; toeluisteren; vernemen
hören beluisteren; luisteren aandachtig luisteren; geluid waarnemen; horen; opletten; te horen krijgen; toeluisteren; vernemen
lauschen aanhoren; luisteren; toehoren
nachfolgen gehoorzamen; luisteren achternagaan; achternalopen; gehoorzamen; gevolg geven aan; komen na; later komen; nalopen; navolgen; opvolgen; volgen
nachkommen gehoorzamen; luisteren achteraankomen; achternagaan; achternalopen; gehoorzamen; gevolg geven aan; later komen; nakomen; nalopen; navolgen; opvolgen; volgen
zuhören beluisteren; luisteren aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Turbulenzgeschwindigkeit luisteren

Related Words for "luisteren":


Related Definitions for "luisteren":

  1. hem gehoorzamen1
    • die kinderen willen niet luisteren1
  2. je aandacht erop richten om het te horen1
    • ik luister naar de radio1

Wiktionary Translations for luisteren:

luisteren
verb
  1. gericht waarnemen met het oor
  2. een bevel opvolgen
luisteren
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
luisteren zuhören; hören listen — to pay attention to a sound
luisteren lauschen listen — to expect or wait for a sound
luisteren hören listen — to accept advice or obey instruction
luisteren anhören; aushorchen; zuhören; hinhören; lauschen; hören écouter — Faire attention, prêter l’oreille pour entendre.

External Machine Translations:

Related Translations for luister