Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. mars:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for mars from Dutch to German

mars:

mars [de ~] nomen

  1. de mars (reis; expeditie; trektocht; )
    die Reise; die Fahrt; die Tour; die Fußwanderung; die Überfahrt; die Seereise; die Passage

Translation Matrix for mars:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fahrt expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht autorijden; dagreis; excursie; fietstocht; gang; gracht; kanaal; koers; reis; rijden; rit; rondreis; rondrit; route; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje; vaart
Fußwanderung expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht voetreis; voettocht; wandeltocht
Passage expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht doorgang; doorloop; gang; gangpad; overtocht; overvaart; passage
Reise expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht dagreis; excursie; gang; koers; reis; rit; rondreis; rondrit; route; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trip; uitstapje
Seereise expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht overtocht; overvaart; zeereis
Tour expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht dagreis; excursie; gang; plezierreisje; pleziertochtje; reis; ringetje; rit; ronde; rondje; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; toertje; tour; tournee; trip; uitje; uitstapje
Überfahrt expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht overtocht; overvaart

Related Words for "mars":

  • marsen

Wiktionary Translations for mars:


Cross Translation:
FromToVia
mars Marsch march — formal, rhythmic way of walking
mars Parade march — political rally or parade
mars Marsch; Marschmusik march — song in the genre of music written for marching