Summary


Dutch

Detailed Translations for nakomelingen from Dutch to German

nakomelingen:

nakomelingen [de ~] nomen, plural

  1. de nakomelingen (nageslacht; kinderen; broed; )
    der Nachkommen; die Nachwelt; die Nachkommenschaft
  2. de nakomelingen (telgen; afstammelingen)
    die Nachkommen

Translation Matrix for nakomelingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Nachkommen afstammelingen; broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen afstammeling; nakomeling; telg
Nachkommenschaft broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen afstammeling; nakomeling; telg
Nachwelt broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen

Related Words for "nakomelingen":


Wiktionary Translations for nakomelingen:


Cross Translation:
FromToVia
nakomelingen Abkömmlinge; Nachfahren; Nachfahrinnen; Nachwuchs; Sprösslinge; Nachkomminnen; Nachkommen; Nachkommenschaft offspring — plural or collective offspring (only males, only females, both sexes or sex unspecified)

nakomelingen form of nakomeling:

nakomeling [de ~ (m)] nomen

  1. de nakomeling (telg; afstammeling)
    die Nachkommenschaft; der Abkomme; der Sproß; der Sprößling; die Nachkommen; der Abkömmling; die Kinder; der Erbe; der Zweig; Geschlecht

Translation Matrix for nakomeling:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abkomme afstammeling; nakomeling; telg
Abkömmling afstammeling; nakomeling; telg
Erbe afstammeling; nakomeling; telg boedel; deel; erfboedel; erfdeel; erfenis; erfgenaam; erfgoed; legaat; nalatenschap; wat iemand erft
Geschlecht afstammeling; nakomeling; telg generatie; genus; geslacht; kunne; sekse; stam; volksstam
Kinder afstammeling; nakomeling; telg kleine kinderen
Nachkommen afstammeling; nakomeling; telg afstammelingen; broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen
Nachkommenschaft afstammeling; nakomeling; telg broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen
Sproß afstammeling; nakomeling; telg loot; rank; ranken; scheut; spruit; stekje; uitloper
Sprößling afstammeling; nakomeling; telg dreumes; hummel; jochie; jonge plant; klein jongetje; klein kind; kleintje; loot; peuter; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje; uk; worm; wurm
Zweig afstammeling; nakomeling; telg boomtak; deelsoort; ent; tak

Related Words for "nakomeling":


Wiktionary Translations for nakomeling:

nakomeling
noun
  1. bloedverwant in neerdalende lijn

Cross Translation:
FromToVia
nakomeling Nachkomme descendant — one who is the progeny of someone
nakomeling Nachkomme; Nachkommin; Sohn; Kind; Tochter; Sprössling offspring — singular offspring (male, female or sex unspecified)
nakomeling Nachkommen progeny — offspring
nakomeling Abkomme; Abkömmling; Epigone descendant — famille|fr personne de la même famille et, d’une génération postérieure.
nakomeling Nachfolger; Amtsnachfolger; Nachfahre; Nachkomme successeur — Personne qui succéder à une autre dans une fonction, un titre, un rôle ou une institution.