Dutch
Detailed Translations for nazitten from Dutch to German
nazitten:
-
nazitten (achtervolgen; achternazitten; volgen)
Conjugations for nazitten:
o.t.t.
- zit na
- zit na
- zit na
- zitten na
- zitten na
- zitten na
o.v.t.
- zat na
- zat na
- zat na
- zaten na
- zaten na
- zaten na
v.t.t.
- heb nagezeten
- hebt nagezeten
- heeft nagezeten
- hebben nagezeten
- hebben nagezeten
- hebben nagezeten
v.v.t.
- had nagezeten
- had nagezeten
- had nagezeten
- hadden nagezeten
- hadden nagezeten
- hadden nagezeten
o.t.t.t.
- zal nazitten
- zult nazitten
- zal nazitten
- zullen nazitten
- zullen nazitten
- zullen nazitten
o.v.t.t.
- zou nazitten
- zou nazitten
- zou nazitten
- zouden nazitten
- zouden nazitten
- zouden nazitten
en verder
- ben nagezeten
- bent nagezeten
- is nagezeten
- zijn nagezeten
- zijn nagezeten
- zijn nagezeten
diversen
- zit na!
- zit na!
- nagezeten
- nazittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze