Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. nuchterheid:
  2. nuchter:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nuchterheid from Dutch to German

nuchterheid:

nuchterheid [de ~ (v)] nomen

  1. de nuchterheid
    die Sachlichkeit

Translation Matrix for nuchterheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Sachlichkeit nuchterheid objectiviteit

Related Words for "nuchterheid":


nuchter:


Translation Matrix for nuchter:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dienstlich niet beschonken; nuchter commercieel; door dienst; objectief; onpartijdig; op winst gericht; tot de dienst behorend
geschäftlich niet beschonken; nuchter beroepsmatig; commercieel; objectief; onpartijdig; op winst gericht
lakonisch koel; nuchter; zakelijk
nüchtern koel; niet beschonken; nuchter; zakelijk doodgemoedereerd; doodkalm; eenvoudig; fris; frisjes; gemoedereerd; koel; matig; objectief; onpartijdig; sober
objektiv niet beschonken; nuchter objectief; onpartijdig
sachlich koel; niet beschonken; nuchter; zakelijk daadwerkelijk; eenvoudig; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; inhoudelijk; matig; objectief; onpartijdig; sober; wat de inhoud betreft; werkelijk

Related Words for "nuchter":


Antonyms for "nuchter":


Related Definitions for "nuchter":

  1. praktisch en zakelijk1
    • hij maakte een nuchtere opmerking1
  2. zonder alcohol gedronken te hebben1
    • als je wilt autorijden moet je nuchter blijven1
  3. zonder iets gegeten of gedronken te hebben1
    • deze medicijnen neem je in op je nuchtere maag1

Wiktionary Translations for nuchter:

nuchter
adjective
  1. niet onder de invloed van iets bedwelmends, vooral alcohol

Cross Translation:
FromToVia
nuchter objektiv objective — not influenced by emotions
nuchter nüchtern sober — not drunk