Dutch

Detailed Translations for omgezet from Dutch to German

omgezet:

omgezet adj

  1. omgezet (geconverteerd)

Translation Matrix for omgezet:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
konvertiert geconverteerd; omgezet

omzetten:

omzetten verb (zet om, zette om, zetten om, omgezet)

  1. omzetten (converteren; verwisselen)
    konvertieren; wechseln
    • konvertieren verb (konvertiere, konvertierst, konvertiert, konvertierte, konvertiertet, konvertiert)
    • wechseln verb (wechsele, wechselst, wechselt, wechselte, wechseltet, gewechselt)
  2. omzetten (veranderen; herscheppen)
    verwandeln
    • verwandeln verb (verwandele, verwandelst, verwandelt, verwandelte, verwandeltet, verwandelt)
  3. omzetten
    auflösen
    • auflösen verb (löse auf, löst auf, löste auf, löstet auf, aufgelöst)

Conjugations for omzetten:

o.t.t.
  1. zet om
  2. zet om
  3. zet om
  4. zetten om
  5. zetten om
  6. zetten om
o.v.t.
  1. zette om
  2. zette om
  3. zette om
  4. zetten om
  5. zetten om
  6. zetten om
v.t.t.
  1. heb omgezet
  2. hebt omgezet
  3. heeft omgezet
  4. hebben omgezet
  5. hebben omgezet
  6. hebben omgezet
v.v.t.
  1. had omgezet
  2. had omgezet
  3. had omgezet
  4. hadden omgezet
  5. hadden omgezet
  6. hadden omgezet
o.t.t.t.
  1. zal omzetten
  2. zult omzetten
  3. zal omzetten
  4. zullen omzetten
  5. zullen omzetten
  6. zullen omzetten
o.v.t.t.
  1. zou omzetten
  2. zou omzetten
  3. zou omzetten
  4. zouden omzetten
  5. zouden omzetten
  6. zouden omzetten
diversen
  1. zet om!
  2. zet om!
  3. omgezet
  4. omzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omzetten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auflösen omzetten afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; opdoeken; openbreken; opheffen; oplossen; opsporen; scheiden; stukmaken; tornen; tot een oplossing brengen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteen doen gaan; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen
konvertieren converteren; omzetten; verwisselen converteren; ruilen; uitwisselen; verruilen
verwandeln herscheppen; omzetten; veranderen iets omdraaien; omkeren
wechseln converteren; omzetten; verwisselen afwisselen; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; uiteenlopen; uitwisselen; variëren; veranderen; verruilen; verschillen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen

Related Words for "omzetten":


Wiktionary Translations for omzetten:

omzetten
verb
  1. etwas regelgemäß in eine andere Form übertragen

Cross Translation:
FromToVia
omzetten dividieren; teilen; einteilen; gliedern; verteilen; zerlegen; zerteilen; aufteilen; absetzen; umsetzen; belasten; debitieren débitervendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
omzetten bewegen; erregen; erschüttern; rühren; ergreifen remuermouvoir, déplacer.