Verb | Related Translations | Other Translations |
beherrschen
|
|
bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bevelen; commanderen; de overhand hebben; decreteren; domineren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; inhouden; inslikken; intomen; macht uitoefenen; matigen; opdragen; overheersen; regeren; rustig blijven; verordenen
|
dominieren
|
|
de overhand hebben; domineren; overheersen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
abhängig
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
afhankelijk; afhankelijke cel; onzelfstandig
|
untergeordnet
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
afhankelijk; arm; inferieur; minderwaardig; onderliggend; onderliggend element; onderliggend knooppunt; ondermaats; onderschikkend; ondeugdelijk; slecht; subaltern; subordinerend; tweederangs; zwak
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
beherrschen
|
gedomineerd; onderworpen
|
|
beherrscht
|
gedomineerd; onderworpen
|
|
dominieren
|
gedomineerd; onderworpen
|
|
dominiert
|
gedomineerd; onderworpen
|
|
folgsam
|
gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
|
dienstbaar; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; meegaand; slaafs; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; willig
|
füglich
|
gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
|
voegzaam
|
fügsam
|
gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
|
buigzaam; dienstbaar; dienstwillig; flexibel; geduldig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; kalm afwachtend; kneedbaar; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; vormbaar; willig
|
gefügig
|
gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
|
buigzaam; flexibel; gedwee; gehoorzaam; gemakkelijk te hanteren; gewillig; handelbaar; hanteerbaar; in een handomdraai; inschikkelijk; kneedbaar; licht; lichtwegend; meegaand; moeiteloos; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; vanzelf; vormbaar; zonder moeite
|
gehorsam
|
bijkomstig; gedwee; inferieur; meegaand; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; volgzaam
|
dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tam; toegeeflijk; toegevend; willig
|
hündisch
|
bijkomstig; inferieur; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
honds
|
inhaltslos
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
hol; inhoudsloos; knudde; leeg; nietszeggend
|
nebensächlich
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
knudde
|
schlecht
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
akelig; armzalig; bedorven; bekaaid; beroerd; ellendig; er bekaaid afkomen; gammel; gebrekkig; gemeen; karig; krakkemikkig; kwaadwillig; luguber; macaber; mager; met slechte intentie; min; misplaatst; misselijk; naar; ondeugdelijk; onpasselijk; onwel; ploertig; pover; rot; rottig; schamel; schraal; slecht; spookachtig; vals; vergaan; verrot; wankel; zwak
|
sekundär
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
secondair; secundair
|
sklavisch
|
knechts; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs
|
|
untergeben
|
bijkomstig; inferieur; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
kruiperig
|
untertänig
|
bijkomstig; gedwee; inferieur; meegaand; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; volgzaam
|
kruiperig
|
unterworfen
|
gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
|
|
wertlos
|
bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
|
waardeloos
|