Interglot - "ontharden" translated from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

ontharden:
- enthärten; einweichen; weich werden; aufweichen; erweichen; quellen

Dutch

Detailed Translations for ontharden from Dutch to German

ontharden (verweken; zachtmaken)
enthärten; einweichen; weich werden; aufweichen; erweichen
- enthärten verb
- einweichen verb (weiche ein, weichst ein, weicht ein, weichte ein, weichtet ein, eingeweicht)
- weich werden verb (werde weich, wirst weich, wird weich, wurde weich, wurdet weich, weich geworden)
- aufweichen verb (weiche auf, weichst auf, weicht auf, weichte auf, weichtet auf, aufgeweicht)
- erweichen verb (erweiche, erweichst, erweicht, erweichte, erweichtet, erweicht)
ontharden (week maken; weken; verweken; zachtmaken; in de week zetten)
quellen; aufweichen; einweichen
- quellen verb (quelle, quellst, quellt, quellte, quelltet, gequellt)
- aufweichen verb (weiche auf, weichst auf, weicht auf, weichte auf, weichtet auf, aufgeweicht)
- einweichen verb (weiche ein, weichst ein, weicht ein, weichte ein, weichtet ein, eingeweicht)

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verb	Related Translations	Other Translations
aufweichen	in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken	afstomen; afweken; doorweken; losweken; verweken; week worden
einweichen	in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken	inweken; verweken; week worden
enthärten	ontharden; verweken; zachtmaken
erweichen	ontharden; verweken; zachtmaken	vertederen; verweken; week worden
quellen	in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken	borrelen; in het hoofd opkomen; opwellen; wellen
weich werden	ontharden; verweken; zachtmaken	verweken; week worden