Dutch
Detailed Translations for ontloven from Dutch to German
ontloven:
-
ontloven (ontbladeren)
Conjugations for ontloven:
o.t.t.
- ontloof
- ontlooft
- ontlooft
- ontloven
- ontloven
- ontloven
o.v.t.
- ontloofde
- ontloofde
- ontloofde
- ontloofden
- ontloofden
- ontloofden
v.t.t.
- heb ontloofd
- hebt ontloofd
- heeft ontloofd
- hebben ontloofd
- hebben ontloofd
- hebben ontloofd
v.v.t.
- had ontloofd
- had ontloofd
- had ontloofd
- hadden ontloofd
- hadden ontloofd
- hadden ontloofd
o.t.t.t.
- zal ontloven
- zult ontloven
- zal ontloven
- zullen ontloven
- zullen ontloven
- zullen ontloven
o.v.t.t.
- zou ontloven
- zou ontloven
- zou ontloven
- zouden ontloven
- zouden ontloven
- zouden ontloven
en verder
- is ontloofd
- zijn ontloofd
diversen
- ontloof!
- ontlooft!
- ontloofd
- ontlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontloven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
entblättern | ontbladeren; ontloven | strippen |
entlauben | ontbladeren; ontloven |