Summary


Dutch

Detailed Translations for opgelaten from Dutch to German

opgelaten:


Translation Matrix for opgelaten:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
lästig ongemakkelijk; opgelaten afgezaagd; bezwaarlijk; delicaat; ellendig; gegeneerd; hachelijk; hinder veroorzakend; hinderlijk; kritiek; krukkig; langdraadig; langwijlig; lastig; lastige; melig; met bezwaren; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbeholpen; oncomfortabel; ongelegen; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onplezierig; onverkwikkelijk; penibel; precair; rot; saai; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; sukkelig; vervelend
mißlich ongemakkelijk; opgelaten delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; krukkig; lastig; netelig; onbeholpen; onhandig; penibel; precair; risicovol; riskant; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
umbequem ongemakkelijk; opgelaten gegeneerd; krukkig; onbeholpen; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
unangenehm ongemakkelijk; opgelaten afgezaagd; brutaal; delicaat; ellendig; ergerlijk; gegeneerd; hachelijk; hinderlijk; hondsbrutaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; irritant; kil; koud en vochtig; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lelijk; lelijk uitziend; melig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; penibel; precair; rot; saai; storend; stuitend; vervelend; vrijpostig
unbehaglich ongemakkelijk; opgelaten gegeneerd; krukkig; onbehaaglijk; onbeholpen; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onwennig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
unbequem ongemakkelijk; opgelaten afgezaagd; delicaat; ellendig; gegeneerd; hachelijk; hinderlijk; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; penibel; precair; rot; saai; storend; vervelend

oplaten:

oplaten verb (laat op, liet op, lieten op, opgelaten)

  1. oplaten (laten opstijgen)
    steigenlassen; auflassen
    • steigenlassen verb (lasse steigen, läßt steigen, ließ steigen, ließt steigen, steigengelassen)
    • auflassen verb (lasse auf, läßt auf, ließ auf, ließt auf, aufgelassen)

Conjugations for oplaten:

o.t.t.
  1. laat op
  2. laat op
  3. laat op
  4. laten op
  5. laten op
  6. laten op
o.v.t.
  1. liet op
  2. liet op
  3. liet op
  4. lieten op
  5. lieten op
  6. lieten op
v.t.t.
  1. heb opgelaten
  2. hebt opgelaten
  3. heeft opgelaten
  4. hebben opgelaten
  5. hebben opgelaten
  6. hebben opgelaten
v.v.t.
  1. had opgelaten
  2. had opgelaten
  3. had opgelaten
  4. hadden opgelaten
  5. hadden opgelaten
  6. hadden opgelaten
o.t.t.t.
  1. zal oplaten
  2. zult oplaten
  3. zal oplaten
  4. zullen oplaten
  5. zullen oplaten
  6. zullen oplaten
o.v.t.t.
  1. zou oplaten
  2. zou oplaten
  3. zou oplaten
  4. zouden oplaten
  5. zouden oplaten
  6. zouden oplaten
diversen
  1. laat op!
  2. laat op!
  3. opgelaten
  4. oplatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oplaten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auflassen laten opstijgen; oplaten laten opblijven; laten openstaan
steigenlassen laten opstijgen; oplaten