Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. opgeraapt:
  2. oprapen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opgeraapt from Dutch to German

opgeraapt:

opgeraapt adj

  1. opgeraapt

Translation Matrix for opgeraapt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aufgenommen opgeraapt aangenomen; aanvaard; accoord; begonnen; geaccepteerd; geadopteerd; gefotografeerd; geregistreerd; goedgekeurd; in een gesticht opgenomen; opgenomen; opgevat; toegelaten

oprapen:

oprapen verb (raap op, raapt op, raapte op, raapten op, opgeraapt)

  1. oprapen (oppikken; opsnappen; oppakken)
    aufnehmen; aufheben; versammeln; auflesen; zusammentragen; ansammeln; aufsammeln
    • aufnehmen verb (nehme auf, nimmst auf, nimmt auf, nam auf, namt auf, aufgenommen)
    • aufheben verb (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • versammeln verb (versammele, versammelst, versammelt, versammelte, versammeltet, versammelt)
    • auflesen verb (lese auf, liest auf, lies auf, las auf, last auf, aufgelesen)
    • zusammentragen verb (trage zusammen, trägst zusammen, trägt zusammen, trug zusammen, trugt zusammen, zusammengetragen)
    • ansammeln verb (sammele an, sammelst an, sammelt an, sammelte an, sammeltet an, angesammelt)
    • aufsammeln verb

Conjugations for oprapen:

o.t.t.
  1. raap op
  2. raapt op
  3. raapt op
  4. rapen op
  5. rapen op
  6. rapen op
o.v.t.
  1. raapte op
  2. raapte op
  3. raapte op
  4. raapten op
  5. raapten op
  6. raapten op
v.t.t.
  1. heb opgeraapt
  2. hebt opgeraapt
  3. heeft opgeraapt
  4. hebben opgeraapt
  5. hebben opgeraapt
  6. hebben opgeraapt
v.v.t.
  1. had opgeraapt
  2. had opgeraapt
  3. had opgeraapt
  4. hadden opgeraapt
  5. hadden opgeraapt
  6. hadden opgeraapt
o.t.t.t.
  1. zal oprapen
  2. zult oprapen
  3. zal oprapen
  4. zullen oprapen
  5. zullen oprapen
  6. zullen oprapen
o.v.t.t.
  1. zou oprapen
  2. zou oprapen
  3. zou oprapen
  4. zouden oprapen
  5. zouden oprapen
  6. zouden oprapen
en verder
  1. ben opgeraapt
  2. bent opgeraapt
  3. is opgeraapt
  4. zijn opgeraapt
  5. zijn opgeraapt
  6. zijn opgeraapt
diversen
  1. raap op!
  2. raapt op!
  3. opgeraapt
  4. oprapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oprapen [znw.] nomen

  1. oprapen
    Aufheben

Translation Matrix for oprapen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufheben oprapen afschaffing; annuleren; annulering; bergen; bewaren; herroepen; het omhoogheffen; intrekken; nietigverklaring; ongeldig verklaren; opheffen; opheffing; rapen; tenietdoening; terugnemen
aufheben deining; ophef
VerbRelated TranslationsOther Translations
ansammeln oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen accumuleren; bijeenzamelen; hopen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
aufheben oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opbergen; opdoeken; opheffen; oprichten; opruimen; opslaan; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
auflesen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen oogsten; plukken; verzamelen
aufnehmen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen aanvangen; absorberen; beginnen; consumeren; gebruiken; in zich opnemen; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; starten; van plan zijn; van start gaan; verbruiken
aufsammeln oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen
versammeln oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen bijeenkomen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; inzamelen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenkomen; scharen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
zusammentragen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen bijeen dragen; bijeenzoeken; inzamelen; vergaren; verzamelen

Related Definitions for "oprapen":

  1. het van de grond optillen1
    • ik liet een kwartje vallen en Jan raapte het op1

Wiktionary Translations for oprapen:

oprapen
verb
  1. (overgankelijk) in de hand nemen en van de grond opheffen

Cross Translation:
FromToVia
oprapen nachlesen glean — harvest grain left behind after the crop has been reaped