Summary


Dutch

Detailed Translations for opsnijder from Dutch to German

opsnijder:

opsnijder [de ~ (m)] nomen

  1. de opsnijder
    der Angeber; der Prahler; der Wichtigtuer; der Aufschneider; der Großtuer; der Dicktuer

Translation Matrix for opsnijder:

NounRelated TranslationsOther Translations
Angeber opsnijder bluffer; bluffers; branieschopper; charlatan; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; gladjanus; gluiperd; grootspreker; haantje; hol vat; kwakzalver; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijders; pocher; pochers; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; wonderdokter; zenuwlijder
Aufschneider opsnijder blaaskaak; bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; grootspreker; herrieschopper; hol vat; kabaalmaker; lawaaimaker; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijders; pocher; pochers; praalhansen; praatjesmaker; praatjesmakers; showbinken; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder
Dicktuer opsnijder bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; hol vat; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijders; pocher; pochers; praalhansen; praatjesmakers; showbinken; snoever; snoevers; spekkoper; spekkopers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder
Großtuer opsnijder bluffer; branie; dikdoener; dikdoenerij; dikdoeners; druktemaker; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepper; opschepperij; opscheppers; patser; pocher; praalzucht; praatjesmakers; snoever; snoeverij; snoevers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder
Prahler opsnijder dikdoeners; druktemaker; een vreemde snuiter; grootspreker; hol vat; leeg vat; opschepper; snoeshaan; snoever; zenuwlijder
Wichtigtuer opsnijder bluffer; bluffers; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; herrieschopper; levenmaker; opschepper; opscheppers; opsnijders; patser; pocher; pochers; praalhans; praatjesmakers; showbink; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder